maandag 9 februari 2009

Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste.

Palm 40:8
"Welzalig de man, die de HERE tot zijn vertrouwen heeft gesteld, die zich niet wendt tot de hovaardigen, noch tot hen die naar leugen afdwalen. Talrijk hebt Gij gemaakt, o HERE, mijn God, uw wonderen en uw gedachten jegens ons; niets is bij U te vergelijken. Wilde ik ze vermelden en uitspreken, te talrijk zijn zij om te noemen. In slachtoffer en spijsoffer hebt Gij geen behagen, (Gij hebt mij geopende oren gegeven), brandoffer en zondoffer hebt Gij niet gevraagd. Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de boekrol is over mij geschreven; ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste."

De Heilige Geest vertelt in de brief aan de Hebreeën dat deze verzen op de Here Jezus slaan. Offerdieren hebben God nooit kunnen behagen, maar wel het offer van Christus. Alle offers uit het Oude Testament verwijzen naar Hem. Daarom kon Hij zeggen: ‘In de boekrol is over mij geschreven.’ De enige die kan zeggen: ‘Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God,’ is Christus. Hij deed de wil van God. Hij stierf in de plaats van zondaren en volbracht zo Gods wil. Het was zijn spijze om de wil van zijn Vader te doen. ‘Uw wet is in mijn binnenste.’ Hij kon zeggen: ‘Wie overtuigt mij van zonde?’ Deze Geest van toewijding, deze Geest die ernaar verlangt Gods wil te doen is nu in ons. We hebben een nieuwe Geest in ons binnenste, een Geest die ons: ‘Abba, Vader’ laat zeggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten