dinsdag 10 februari 2009

Mij echter, om mijn onschuld steunt Gij mij, Gij stelt mij voor uw aangezicht, voor altoos.

Psalm 41:12
"Allen die mij haten, fluisteren tezamen over mij, zij denken het ergste van mij: Een dodelijke kwaal is op hem uitgestort, nu hij neerligt, staat hij niet meer op. Zelfs mijn vriend, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft zijn hiel tegen mij opgeheven. Maar Gij, HERE, wees mij genadig en richt mij op, dan wil ik het hun vergelden. Hieraan weet ik, dat Gij welgevallen aan mij hebt, wanneer mijn vijand niet over mij juicht. Mij echter, om mijn onschuld steunt Gij mij, Gij stelt mij voor uw aangezicht, voor altoos."

‘Zelfs mijn vriend, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft zijn hiel tegen mij opgeheven.’ Dit slaat op Judas, een van de discipelen die met Jezus aanlag tijdens de viering van het Pascha, en die Hem verliet om Hem te verraden. Maar zelfs als Zijn vrienden Hem teleurstellen, denk ook aan Petrus, Johannes en Jakobus, die niet in staat waren een uur met Hem te waken, zelfs dan richt Jezus Zijn aandacht niet op mensen maar op God. De Heer kon zeggen: ‘Om mijn onschuld steunt Gij mij.’ En: ‘Gij stelt mij voor uw aangezicht voor eeuwig.’ Dat is ook gebeurd. De Heer heeft nu de hoogste plaats bij God in de hemel. Maar het mooie is, dat wij nu met Hem diezelfde positie mogen innemen. Onze schuld is weggedaan, ook wij zijn nu onschuldig en mogen rekenen op Gods steun. Ook onze positie is in de hemel. Wij zijn in Christus gezeten aan Gods rechterhand, voor altoos.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten