dinsdag 31 maart 2009

Leer ons zo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen

Psalm 90:12
"Wie kent de sterkte van uw toorn, en uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt?
Leer ons zo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen."

Mozes mijmert over het leven en komt tot de conclusie dat het broos en kortstondig is. Het lijkt op het gras dat ’s morgens fris is en ’s avonds verdort. Vergeleken bij God valt de mens in het niet. Mozes weet dat de mens van oorsprong niet behoort te sterven. Het is door Gods toorn over de zonde dat we sterfelijk zijn. Wie kent de sterkte van Gods toorn? Wie weet hoe zwaar Gods verbolgenheid is? Het antwoord is de Here Jezus. Hij kent het gewicht van Gods toorn over de zonde. Hij heeft het volle gewicht ervan gedragen. In het licht van Gods genade valt het gewicht van Zijn toorn weg. We zien alleen nog Zijn ontferming en liefde. Maar Mozes bidt dat we onze dagen leren zien in het licht van Gods toorn. Opdat we ons niet verheffen, maar een wijs hart krijgen. Dat is een hart dat vol dankbaarheid de genade van God bejubelt en beseft dat we zonder Zijn ingrijpen ten dode zouden zijn opgeschreven.

maandag 30 maart 2009

Gerechtigheid en recht zijn de grondslag van uw troon

Psalm 89:14
"God is zeer ontzagwekkend in de raad der heiligen, geducht boven allen die rondom Hem zijn. HERE, God der heerscharen, wie is als Gij grootmachtig, o HERE, en uw trouw is rondom U. Gij heerst over de overmoed der zee; als haar golven zich verheffen, stilt Gij ze. Gij hebt Rahab als een verslagene verbrijzeld, door uw sterke arm hebt Gij uw vijanden verstrooid. Uwer is de hemel, uwer is ook de aarde; de wereld en haar volheid, Gij hebt ze gegrond, het Noorden en het Zuiden, Gij hebt ze geschapen; Tabor en Hermon jubelen in uw naam. Gij hebt een machtige arm, uw hand is sterk, uw rechterhand verheven; gerechtigheid en recht zijn de grondslag van uw troon, goedertierenheid en trouw gaan voor uw aangezicht henen."

Deze psalm bezingt Gods grootheid. God is hoog verheven boven alles en iedereen in de hemel en op aarde. Wie is als Hij? Hij is de Schepper van het enorme heelal, van de aarde en haar volheid. Hij sprak en het was er. Wie komt niet onder de indruk van deze machtige God? Gerechtigheid en recht zijn de grondslag van uw troon. Dat moet elke zondaar doen beven. Als God recht doet, kan niemand bestaan. Maar God is ook goedertierenheid en trouw. God is liefde en Hij blijft trouw aan Zijn beloften. Hij beloofde een Redder en Hij kwam. Een Koning op de troon van David voor eeuwig, het is Jezus. Hij deed recht en gerechtigheid weerkeren op aarde. Zijn recht en gerechtigheid werden gekoppeld aan Gods goedertierenheid en trouw. Zo hoog de hemel is boven de aarde, zover doet Hij onze overtredingen van ons. God kan elke zondaar vergeven vanuit zijn goedertierenheid en trouw, want recht en gerechtigheid hebben hun loop gehad op Golgotha. Deze machtige God is nu voor ons en Hij zal ons met Christus alle dingen schenken.

zondag 29 maart 2009

Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd

Psalm 88:6
"HERE, God van mijn heil, des daags roep ik, des nachts ben ik voor uw ogen. Laat mijn gebed voor uw aangezicht komen, neig uw oor tot mijn geroep; want mijn ziel is verzadigd van rampen, mijn leven is het dodenrijk nabij. Ik word gerekend onder wie in de groeve nederdalen, ik ben geworden als een man zonder kracht. Onder de doden is mijn verblijf, gelijk verslagenen die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en die aan uw hand ontrukt zijn. Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd, in duistere plaatsen, in diepten. Uw grimmigheid rust zwaar op mij, door al uw baren drukt Gij mij neder. sela Mijn bekenden hebt Gij van mij verwijderd, Gij hebt mij tot een gruwel voor hen gemaakt; ik ben ingesloten, ik kan niet ontkomen."

Dit is een profetisch gedeelte over het lijden en sterven van Christus. ‘Mijn leven is het dodenrijk nabij’, zegt Hij. ‘Gij hebt Mij in de diepste kuil gelegd.’ Dat klopt, er was geen diepere kuil om de zonde van de wereld te bestraffen. ‘Uw grimmigheid rust zwaar op Mij’, zegt Jezus. Aan het kruis zijn al deze woorden werkelijkheid geworden. ‘Mijn bekenden hebt Gij van Mij verwijderd.’ Ook dat is letterlijk uitgekomen, toen de discipelen en vrienden van een afstand toekeken of wegvluchtten. Dit zware lijden was voor ons. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem, schreef Jesaja. Hij werd krachteloos om ons Zijn kracht te kunnen schenken. Hij werd verlaten, opdat wij nooit verlaten zouden zijn. Hij ging het dodenrijk binnen om tegen ons te zeggen: ‘Wie in Mij gelooft, zal leven zelfs al is hij gestorven.’ De Bijbel is doortrokken van liefde en genade. Overal zie je het hart van God. Hij werd in de diepste kuil gelegd, wij mogen zitten op Zijn troon.

zaterdag 28 maart 2009

En zij zingen bij reidans: Al mijn bronnen zijn in u!

Psalm 87:7
"Ja, van Sion wordt gezegd: Ieder van hen is in haar geboren, Hij, de Allerhoogste, bevestigt haar. De HERE telt bij het opschrijven der volken: deze is daar geboren. En zij zingen bij reidans: Al mijn bronnen zijn in u!"

‘Sion is onze moeder’, schrijft Paulus aan de Galaten. Hij heeft het dan over het hemelse Jeruzalem. De stad van God die uit de hemel zal neerdalen op aarde. Prachtige beelden van de geestelijke werkelijkheid. Het hemelse onzichtbare leven tegenover het zichtbare aardse leven. Het aardse Jeruzalem is in slavernij, maar het hemelse is vrij. Wie uit haar geboren is, telt mee bij God. Wanneer we begrijpen dat alles uit God is, dat alles uit genade is en dat alles van God uit naar ons toe komt, dan kunnen we met de psalmist meejubelen: Al mijn bronnen zijn in U!

vrijdag 27 maart 2009

Ten dage mijner benauwdheid roep ik U aan, want Gij antwoordt mij.

Psalm 86:7
"Een gebed van David. Neig uw oor, o HERE, antwoord mij, want ik ben ellendig en arm; behoed mijn ziel, want ik ben godvrezend; Gij, mijn God, verlos uw knecht die op U vertrouwt. Wees mij genadig, o Here, want tot U roep ik de ganse dag. Verheug de ziel van uw knecht, want tot U, Here, hef ik mijn ziel op. Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend, rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen. O HERE, neem mijn gebed ter ore, sla acht op mijn luide smekingen. Ten dage mijner benauwdheid roep ik U aan, want Gij antwoordt mij."

Als je deze verzen aandachtig doorleest, valt je op dat er een kentering in zit. Het is een gebed van David, maar zijn focus verandert tijdens het bidden. In de eerste verzen doet hij een beroep op Gods barmhartigheden en genade omdat hij: ellendig en arm is, godvrezend is, op God vertrouwt, de ganse dag roept, tot God zijn stem opheft. Maar dan gaat David vertellen, misschien wel aan zichzelf, dat God goed en gaarne vergevend is, dat Hij rijk is aan goedertierenheid voor allen die Hem aanroepen. Dan volgt er nog een tussenzin zonder argumenten van de kant van David en tenslotte eindigt hij met de zekere uitspraak: want Gij antwoordt mij. Wat is dat geweldig als je van je nood wordt weggetrokken naar wie God is. Niet omdat je een prestatie levert, maar omdat Hij zo is. Hij is genadig. Hij is barmhartig. Hij hoort als je bidt en ja, Hij antwoordt als je Hem aanroept. Probeer er eens op te letten als je bidt waar je op bent gefocust, op je problemen of op God.

donderdag 26 maart 2009

Gerechtigheid zal voor Hem uitgaan en zijn schreden richten op de weg.

Psalm 85:13
"Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkander, gerechtigheid en vrede kussen elkaar, trouw spruit voort uit de aarde, en gerechtigheid ziet neder van de hemel. Ook zal de HERE het goede geven, en ons land zal zijn gewas voortbrengen; gerechtigheid zal voor Hem uitgaan en zijn schreden richten op de weg."

Gerechtigheid en vrede kussen elkaar, kan dat? Niemand is rechtvaardig, zelfs niet een, leert de Schrift ons. Welke gerechtigheid wordt hier dan bedoeld? Het is de gerechtigheid van Christus. Hij heeft gerechtigheid gebracht op aarde evenals vrede. Eigenlijk zou Gods gerechtigheid ons moeten veroordelen, maar in plaats daarvan krijgen we zowel gerechtigheid als vrede van God. Trouw spruit voort uit de aarde en gerechtigheid ziet neer van de hemel. Deze zin laat de Zoon en de Vader zien. De Zoon die uit Maria geboren is op aarde en trouw aan Zijn Vader bleef. En de gerechtigheid van God, die vanuit de hemel Zijn Zoon gadesloeg. Zij ontmoeten elkaar, kussen elkaar, er is sprake van innige liefde. Hemel en aarde werden verenigd in het offer van Christus. Genade en waarheid werden verenigd. En zoals de Here Jezus wandelde in de gerechtigheid, zo kunnen wij dat door de Heilige Geest nu ook. Laat die geschonken gerechtigheid ook onze schreden richten en laten we God daarvoor aanbidden.

woensdag 25 maart 2009

Welzalig zij die in uw huis wonen, zij loven U gestadig.

Psalm 84:4
"Voor de koorleider. Op de Gittit. Van de Korachieten. Een psalm. Hoe liefelijk zijn uw woningen, o HERE der heerscharen! Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven des HEREN; mijn hart en mijn vlees jubelen tot de levende God. Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen neerlegt: uw altaren, o HERE der heerscharen, mijn Koning en mijn God. Welzalig zij die in uw huis wonen, zij loven U gestadig."

Ik kan me voorstellen dat mensen die de tempel bezochten onder de indruk kwamen van Gods huis. Priesters in plechtige gewaden, muzikanten en zangers die onafgebroken God lof toezongen. De grootheid van het gebouw en het geheimzinnige, omdat je niet naar binnen mocht. Het brandofferaltaar waar altijd vuur brandde en het koperen wasvat waar de reiniging plaatsvond van priesters en heilige voorwerpen. De zwaluwen vlogen wel naar binnen, het leek of ze meer privileges hadden dan de mensen. In elk geval was er bij de Korachieten een verlangen om net als de vogels bij God in en uit te vliegen. Als je dit alles zo overdenkt, wat zijn we dan door God met goedheid overladen. Wij hebben vrije toegang tot het binnenste van Gods huis. De voorhang is weg en de troon van God mag vrijmoedig worden benaderd. Daar vinden we genade en hulp. Daar is Christus die voor ons bidt en pleit. Daar is ook ons huis. Wij wonen daar bij onze Vader. Wij gaan de mussen en de zwaluwen te boven. Wij mogen Gods eigen huisgenoten zijn, Gods eigen kinderen, zonen en dochters. Ons is vrije toegang verleend uit genade, op grond van het offer van Christus. We zijn geweldig bevoorrecht. Halleluja!

dinsdag 24 maart 2009

Zij zeggen: Komt, laten wij hen als volk verdelgen, zodat aan de naam van Israel niet meer wordt gedacht.

Psalm 83:4
"Een lied. Een psalm van Asaf. O God, houd U niet stil, zwijg niet en blijf niet werkeloos, o God. Want zie, uw vijanden tieren, uw haters steken het hoofd op; zij smeden een listige aanslag tegen uw volk en beraadslagen tegen uw beschermelingen. Zij zeggen: Komt, laten wij hen als volk verdelgen, zodat aan de naam van Israel niet meer wordt gedacht."

Waarom woelen de volken? Tegen de Here en Zijn gezalfde. Het volk Israël is een geschenk van God. Een volk met een bovennatuurlijke oorsprong. Isaäk, de beloofde zoon, werd geboren als een wonder: leven uit de dood. ‘Door Isaäk zal Ik van nageslacht spreken’, had God gezegd. Isaäk is een beeld van Christus, de beloofde Zoon van God, die op bovennatuurlijke wijze in de wereld kwam. Door Hem is er nageslacht voor God. Het aardse Israël is een symbool van het hemelse Israël, het bovennatuurlijke volk van God, geboren uit God, het ware Israël. Op een dag zullen beide worden verenigd en tot die dag richt de haat van de duivel zich op beide. Zowel het aardse als het hemelse Jeruzalem worden vervolgd en als het kan (het kan niet) vernietigd. God houdt zich nu nog stil, er is nu nog genade voor de spotters en de haters, maar er komt een dag dat God niet langer zal zwijgen. Dan verschijnt Jezus Christus, de Zoon op een bovennatuurlijke manier aan de wereld. Dan zijn de dagen van genade voorbij en zal er recht worden gedaan aan de verdrukten en zullen de verdrukkers ten val komen.

maandag 23 maart 2009

Bevrijdt de geringe en de arme, redt hem uit der goddelozen hand.

Psalm 82:4
"Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering der goden, Hij houdt gericht te midden der goden. Hoelang zult gij onrechtvaardig richten, en de goddelozen gunst bewijzen? Richt de geringe en de wees, doet recht de ellendige en de behoeftige, bevrijdt de geringe en de arme, redt hem uit der goddelozen hand."

God staat in de vergadering der goden. Hij slaat ze gade en houdt gericht. De goden – mensen belast met rechtspraak en bestuur – doen het niet goed. De geringe en de wees zijn de dupe, evenals de ellendige en behoeftige. De geringen en armen zijn altijd het kind van de rekening, maar niet bij God. Hij ontfermt zich juist over de zwakken en zieken, de afgedwaalden en thuislozen. Je hoort God zeggen: ‘Bevrijdt de geringe en de arme, redt hem uit der goddelozen hand.’ De dag komt, en de schepping wacht rijkhalzend op die dag, dat recht en gerechtigheid hun loop zullen hebben op aarde. Wanneer de Koning der gerechtigheid zelf het bestuur ter hand neemt en deze herders vervangt door de Goede Herder. Ook aan ons christenen is de opdracht recht te doen aan weduwen en wezen in hun druk, gastvrij te zijn voor vreemdelingen en zwakken. Op wie lijk je het meest? Op de goden of op God? Laten we hopen dat door de Heilige Geest het karakter en de bewogenheid van Christus steeds meer in ons leven zichtbaar kan worden gemaakt. Dat we niet spreken over ontferming maar ons ontfermen. Dat we niet spreken over bevrijding maar bevrijden. Woord en daad gaan samen bij gelovigen.

zondag 22 maart 2009

Ja, Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rots.

Psalm 81:16
"Ik, de HERE, ben uw God, die u opvoerde uit het land Egypte; doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen. Maar mijn volk luisterde niet naar mijn stem, Israel was onwillig tegen Mij. Daarom liet Ik hen gaan in de verstoktheid huns harten, zodat zij in hun eigen raadslagen wandelden. Och, dat mijn volk naar Mij luisterde, dat Israel in mijn wegen wandelde! Welhaast zou Ik hun vijanden vernederen, en mijn hand tegen hun tegenstanders keren. Zij die de HERE haten, zouden Hem veinzend hulde brengen, en hun straftijd zou voor altoos duren. Hij zou hen gespijzigd hebben met het vette der tarwe, ja, Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rots."

Honing uit de rots doet me denken aan het verhaal van Simson. Op weg naar het land van de Filistijnen werd hij aangevallen door een leeuw. Simson pakte de leeuw bij de bek, scheurde hem open en wierp hem langs de weg. Maar uit de dode leeuw kwam later honing omdat een troep bijen er een raat in had gebouwd. In dat verhaal zit een boodschap. Simson verwoordde het zo: ‘Spijze ging uit van de eter, en zoetigheid van de sterke.’ De bedreiger van ons leven was de zonde, maar Christus heeft de zonde uit elkaar getrokken, de dood is overwonnen. Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles, alles is voldaan. Je zou kunnen zeggen dat God – de Rechter – de sterke is, waaruit nu de zoetigheid van de genade komt. Leven in plaats van dood. Zegen in plaats van oordeel. Wat een genade! Wat een Sterke. Wie is sterker dan een leeuw? Wat een genade. Wat is zoeter dan honing? God zegt in deze psalm: Och, dat mijn volk naar Mij luisterde… Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rots. Wie de genade van God niet kent, mist het leven. Geen enkele menselijke inspanning kan je dichter bij God brengen. Dat kan alleen God zelf. En Hij heeft ons dichtbij gebracht, in Christus zelfs tot op de troon van God. Wat jammer, wanneer de genade van God niet wordt gezien.

zaterdag 21 maart 2009

Uw bescherming zij over de man van uw rechterhand

Psalm 80:17
"O God der heerscharen, keer toch weder, aanschouw uit de hemel en zie, en sla acht op deze wijnstok, de stek die uw rechterhand heeft geplant, op de zoon die Gij U hebt grootgebracht. Als afval is hij met vuur verbrand; door uw dreigende aanblik gaan zij te gronde. Uw bescherming zij over de man van uw rechterhand, over het mensenkind dat Gij U hebt grootgebracht. Dan zullen wij niet van U wijken; maak ons levend, dan zullen wij uw naam aanroepen. HERE, God der heerscharen, herstel ons, doe uw aanschijn lichten, opdat wij verlost worden."

Asaf stelt in deze psalm Israël voor als een zoon van God. Als een geplante wijnstok. Asaf roept Gods bescherming af over deze man aan Gods rechterhand. Wat Asaf niet beseft is dat deze man niet Israël maar Christus is. Gods bescherming was en is over Hem, behalve op Golgotha. Daar droeg de man van Gods rechterhand de schuld van de wereld, ook van Israël. Asaf eindigt ermee dat hij God beloftes doet: als U ons verlost, zullen wij U loven. Dat klinkt nogal hoogmoedig, maar zo zal het vast niet zijn bedoeld. God heeft ons niet verlost omdat we Hem beloftes doen, maar Hij deed het omdat Hij ons liefheeft. Geen mens is in staat God te bewegen, maar God is bewogen met ons. Hij is de bron, de oorzaak en de reden van ons heil. Hij nam het initiatief. Hij had ons lief voor we Hem kenden. Zijn genade alleen zet ons aan tot jubel en aanbidding. De man aan Gods rechterhand is Christus en in Hem zijn ook wij nu aan Gods rechterhand, en Zijn bescherming is over ons leven voor eeuwig.

vrijdag 20 maart 2009

Red ons en doe verzoening over onze zonden om uws naams wil.

Psalm 79:9
"Stort uw grimmigheid uit over de volken die U niet kennen, en over de koninkrijken die uw naam niet aanroepen; want zij hebben Jakob verslonden en zijn woonstede verwoest. Reken ons de ongerechtigheid der voorvaderen niet toe, uw barmhartigheid kome ons haastig tegemoet, want wij zijn zeer verzwakt. Help ons, o God van ons heil, om de heerlijkheid van uw naam; red ons en doe verzoening over onze zonden om uws naams wil."

Asaf beklaagt zich bij God dat de vijanden Jeruzalem en de tempel hebben verwoest. Hij zit duidelijk in de slachtofferrol. Wij en zij, doe iets Here, want zij zijn de boosdoeners. In wezen was het net andersom. Asaf had tot het besef moeten komen dat hij en zijn volk deze verwoesting over zichzelf hebben afgeroepen omdat ze keer op keer Gods geboden hebben overtreden en steeds opnieuw de afgoden hebben gediend. En dan komen we bij de aangehaalde regels uit deze psalm. Asaf gaat een beroep doen op het hart van God, hij probeert medelijden op te wekken. De overtredingen van de voorvaderen worden nog genoemd, maar geen woord over de eigen overtredingen, wel over de zwakte. Kijk eens Here, hoe zwak we zijn geworden door die slechte mensen die ons aanvallen. Red ons Here, zodat we niet belachelijk worden in de ogen van onze buren. Ik mis in deze hele psalm de erkenning van eigen tekortkomingen, ik mis de verootmoediging, ik mis de belijdenis van schuld. Ik mis ook het zicht op Gods genade, want zelfs nu nog probeert Asaf of hij Gods genade en goedertierenheid niet kan loswrikken uit medelijden. En meteen zegt hij weer ransel er maar op los bij onze tegenstanders. Wat een contrast met de gezindheid die Christus toonde. Hij gaf genade aan zijn vijanden, inclusief zijn eigen volk Israël. Niet uit medelijden, maar uit liefde. Niet vanwege het spreken van de buren, maar vanwege het spreken van Gods hart. Laat die gezindheid ook in ons gevonden worden, dat we beseffen dat de genade van God voor zondaren is, die hun eigen gerechtigheid als vuilnis beschouwen en de gerechtigheid bejubelen die in Christus hun deel is geworden.

donderdag 19 maart 2009

Hij bracht hen naar zijn heilig gebied, de berg die zijn rechterhand had verworven;

Psalm 78:54
"Hij liet zijn volk als schapen optrekken, leidde hen als een kudde door de woestijn.
Hij voerde hen veilig, zodat zij niet vreesden, want de zee had hun vijanden overdekt.
Hij bracht hen naar zijn heilig gebied, de berg die zijn rechterhand had verworven;"

In deze psalm vertelt Asaf de heilsgeschiedenis van Israël. Schrijnend steekt de ongehoorzame houding van ongeloof af tegen de liefde en ontferming van God. Midden in deze psalm over Gods grootheid, die tegelijk ook een aanklacht is tegen Israëls ongeloof, staat in drie zinnen de kern van het evangelie: Hij bracht hen naar zijn heilig gebied, de berg die zijn rechterhand had verworven; Zo zijn wij ook naar Gods heilig gebied gebracht, het koninkrijk van Gods liefde. Zijn Rechterhand – Christus – heeft het voor ons verworven. Uit genade zijn we behouden door geloof. De Hebreeënschrijver roept ons op om niet het ongehoorzame voorbeeld van ongeloof na te volgen, maar de gehoorzaamheid van Christus. Hij is onze Leidsman.

woensdag 18 maart 2009

Gij zijt de God, die wonderen werkt, Gij hebt onder de volken uw macht doen kennen.

Psalm 77:14
"Vergeet God genadig te zijn, of sluit Hij zijn barmhartigheid in toorn toe? Daarom zeg ik: Dit krenkt mij, dat de rechterhand des Allerhoogsten verandert. Ik zal de daden des Heren gedenken, ja, ik wil gedenken uw wonderen van ouds, van al uw werken gewagen en uw daden overdenken. O God, in heiligheid is uw weg; wie is een God, groot als God? Gij zijt de God, die wonderen werkt, Gij hebt onder de volken uw macht doen kennen."

Vergeet God genadig te zijn? Nee, dat kan Hij niet vergeten, want God is genadig. Het is zijn wezen, zijn hart. Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid en trouw. Soms hebben we als mens een heel beperkt zicht op de werkelijkheid. We denken dat God ons vergeet, of dat Hij misschien niet eens bestaat. Gelukkig beseft Asaf op tijd de dwaasheid van deze vragen. En als hij de realiteit van vandaag niet begrijpt, dan gaat hij spreken over de grootheid van God in vroegere dagen. Op die maner houdt hij zijn zicht op God zuiver. Dat zou iedereen moeten doen. In kwade dagen overdenken wat God heeft gedaan in de goede en beseffen dat Hij niet veranderd is. Dan gaan we in onze zwakheid spreken over Gods kracht: Gij zijt de God, die wonderen werkt, Gij hebt onder de volken uw macht doen kennen. En ook voor mij zult U genadig zijn.

dinsdag 17 maart 2009

Uit de hemel deedt Gij het oordeel horen, de aarde vreesde en werd stil

Psalm 76:8
“Gij, geducht zijt Gij; wie kan bestaan voor uw aangezicht, wanneer uw toorn ontbrandt? Uit de hemel deedt Gij het oordeel horen, de aarde vreesde en werd stil, toen God opstond ten gerichte om al de ootmoedigen op aarde te verlossen.”

Wie kan bestaan voor Uw aangezicht? Wie kan God zien en leven? Het antwoord is: niemand. Wij allen dwaalden als schapen en verdienen het oordeel. Gods toorn over ons leven zou volkomen terecht zijn. Maar wat een prachtige regel: Uit de hemel deed Gij het oordeel horen, de aarde vreesde en werd stil. Toen Gods oordeel kwam op Golgotha hadden de omstanders nog een grote mond. Maar als God op aarde verschijnt in Zijn heerlijkheid, dan zal elke mond verstommen. De ootmoedigen kennen de genade van God, hun verdiende straf is op een Ander gelegd. Ze aanbidden hun Verlosser. Maar de aarde verheft nog steeds haar stem tegen de Schepper aller dingen. Maar ook hun taal zal verstommen als God Zijn oordeel bekend maakt. Elke knie zal buigen en elke tong belijden dat Jezus Heer is. God zwijgt nog in Zijn liefde, nog is er tijd voor berouw en bekering, maar de genadetijd kent ook een einde. Dan zal het oordeel komen. Als God gaat spreken tegen de hoogmoedigen, zal de aarde stil worden en zwijgen.

maandag 16 maart 2009

De trots van de zondaar zal ik breken, de rechtvaardige zal worden verheven.

Psalm 75:10 nbv
In zijn hand houdt de HEER een beker
met wijn, schuimend en bitter gekruid,
hij schenkt hem uit aan de zondaars op aarde,
zelfs de droesem moeten zij drinken.
Ik wil er altijd over spreken,
erover zingen voor de God van Jakob:
‘De trots van de zondaar zal ik breken,
de rechtvaardige zal worden verheven.’

De beker die Jezus moest drinken op Golgotha is de beker van Gods toorn over de zonde. Hij heeft Hem onder zwaar lijden en tranen aangenomen en leeggedronken. Zelfs de droesem heeft Hij gedronken. Gemarteld is Hij en gestorven aan het kruis en tot in het diepe dodenrijk neergedaald om al Gods toorn te ondergaan. Dat is de beker van de zondaren. Hij nam die, zodat Hij ons ervan kon verlossen. Wij zijn geen zondaars meer, maar door Gods genade zijn we nu Zijn kinderen. Opnieuw geboren, niet uit een aardse zondige vader, maar geboren uit God, de zondeloze, heilige, rechtvaardige, hemels Vader. De trots van de mens is het enige dat hem nog kan weerhouden deze hemelse positie te ontvangen. Wie de Zoon heeft, heeft het leven, maar wie Hem verwerpt, zal zelf die beker van Gods toorn moeten drinken. De trots van de zondaar zal uiteindelijk worden gebroken en de rechtvaardige zal worden verheven. Dat laatste is al gebeurd. De Rechtvaardige is verheven, opgestaan uit de dood en opgevaren naar de hemel, heeft Hij nu de naam gekregen boven alle naam. Naast God op de troon regeert Hij met liefde en vrede. En in Hem zijn ook wij al door God in die positie geplaatst. Is onze trots ook gebroken? Want God weerstaat de hoogmoedige, maar de nederige schenkt Hij genade.

zondag 15 maart 2009

Uw heiligdom staken zij in brand, zij ontwijdden tot de grond toe de woning van uw naam;

Psalm 74:7
"Een leerdicht van Asaf. Waarom, o God, verstoot Gij voor altoos, brandt uw toorn tegen de schapen die Gij weidt? Gedenk uw gemeente, die Gij van ouds hebt verworven, die Gij verlost hebt als de stam van uw erfdeel, de berg Sion, waarop Gij uw woning hebt gevestigd. Richt uw schreden naar wat voorgoed in puin ligt; alles heeft de vijand in het heiligdom vernield. Uw tegenstanders brulden in uw vergaderplaats en hebben er hun tekenen als tekenen opgesteld; het had het aanzien, alsof iemand de bijl van omhoog op het kreupelhout deed neerkomen; toen sloegen zij het snijwerk daaraan altegader stuk met bijl en houweel; uw heiligdom staken zij in brand, zij ontwijdden tot de grond toe de woning van uw naam;"

Verschrikkelijk moet het geweest zijn, het vernielen van de tempel. Alle heilige voorwerpen werden stukgeslagen en verbrand. Een verbijsterd volk moest toezien dat de vijand hen tot het uiterste krenkte. En waar was God? Waarom liet Hij dat toe? Je kunt de vertwijfeling voorstellen van Asaf. Hij probeert zich nog staande te houden in deze psalm, maar het grootste deel is toch wanhoop, een niet begrijpend waarom? De God die een pad maakte door de zee, de God die water gaf uit de rots, waar is Hij nu? Waarom doet Hij niets? Vanwege de zonden van het volk moet God zwijgen, zelfs als Zijn eigen heiligdom wordt verwoest. Zo stond het in het verbond. Deze geschiedenis is een voorbeeld van een andere verwoesting. Opnieuw werd een heiligdom verwoest en opnieuw deed God niets. Opnieuw was er een waarom? Jezus, was Gods tempel. In Hem woonde Zijn volheid. ‘Breek deze tempel af’, had Jezus gezegd en dat gebeurde ook. De discipelen waren verbijsterd, Jezus werd uitgekleed, te schande gemaakt en God greep niet in. Hij werd helemaal vernield aan het kruis wegens de zonden van de wereld. Maar het eindigt niet zoals bij de verwoesting van de tempel waar Asaf over schrijft. Het volk werd daarna weggevoerd in ballingschap. Maar toen Jezus als tempel Gods werd verwoest, kwam er juist bevrijding. Geen gevangenschap maar vrijheid. God zweeg in zijn liefde toen Jezus de straf op zich naam. Maar na de opstanding klinkt wereldwijd het bevrijdende: Het is volbracht. Jezus leven werd verwoest, opdat ons leven zou worden hersteld. Wat een genade.

zaterdag 14 maart 2009

Gij zult mij leiden door uw raad, en daarna mij in heerlijkheid opnemen.

Psalm 73:24
"Toen mijn hart verbitterd was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, toen was ik een grote dwaas en zonder verstand, ik was een redeloos dier bij U. Nochtans zal ik bestendig bij U zijn, Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door uw raad, en daarna mij in heerlijkheid opnemen. Wie heb ik nevens U in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde;"

Een psalm van Asaf. Eerlijk bekent hij, dat hij jaloers was op de goddelozen. Zij wandelen in zonde en toch gaat het hun voor de wind. Dat voelt onlogisch. Maar gelukkig kreeg hij weer een juiste kijk op de zaak. In het perspectief van de eeuwigheid zijn de gelovigen veel beter af. Wij hebben bestendige zekerheid, want God heeft ons vastgepakt en meegevoerd. Door zijn raad worden we geleid en daarna opgenomen in heerlijkheid. De Here Jezus is ons daarin voorgegaan. Ook Hij moest zich hieraan vasthouden: Gij zult mij leiden door uw raad en daarna Mij in heerlijkheid opnemen. Wat een mooie gedachte om uit te leven. Daar kunnen we elke dag en elke situatie mee aan. Het mag best een belijdenis zijn, een proclamatie van geloof: Gij zult mij leiden door uw raad, en daarna mij in heerlijkheid opnemen. Daar hebben we genoeg aan. Naast U begeer ik niets op aarde.

vrijdag 13 maart 2009

Hij heerse van zee tot zee, van de Rivier tot de einden der aarde.

Psalm 72:8
"Van Salomo. O God, verleen de koning uw recht, en uw gerechtigheid de zoon des konings. Hij richte uw volk met gerechtigheid, uw ellendigen met recht. Mogen voor het volk de bergen vrede dragen, ook de heuvelen, in gerechtigheid. Hij verschaffe recht aan de ellendigen des volks, Hij redde de armen, maar verbrijzele de verdrukker. Men vreze u, zolang de zon er is, en zolang de maan er is, van geslacht tot geslacht. Hij zij als de regen die neerdaalt op het grasland, als regenbuien die de aarde besproeien. In zijn dagen bloeie de rechtvaardige en grote vrede, totdat er geen maan meer is. Hij heerse van zee tot zee, van de Rivier tot de einden der aarde."

Een Koning die heerst van zee tot zee en tot de einden der aarde, dat kan alleen over de Koning der koningen gaan. De Here Jezus die de aarde komt vervullen met Zijn vrede en gerechtigheid. Hij redde de armen en verbrijzelde de verdrukker. Die verdrukker dat is geen mens, maar de duivel. Zijn dagen zijn geteld en hij weet het. In grote angst gaat hij nu nog rond, zoekende wie hij kan verslinden. Dat zijn alleen degenen die de Heer nog niet hebben aangenomen als hun redder en heiland. Zij zijn nog kwetsbaar en eetbaar, maar voor degenen die zich in de armen van Jezus hebben geworpen geldt, dat niemand ze kan roven uit Gods hand. Niets kan hen scheiden van de liefde van God, welke in Christus Jezus is. We verlangen naar Zijn koningschap op aarde, we verlangen naar de dag dat de vruchteloosheid voorbij is en de schepping zich herstelt van de terreur van de onderdrukker. O God, verleen de Koning uw recht. Laat Zijn komst spoedig komen.

donderdag 12 maart 2009

Ik ben wel ellendig en arm. O God, haast U tot mij! Gij zijt mijn hulp en mijn bevrijder; o HERE, vertoef niet!

Psalm 70:5
"Voor de koorleider. Van David. Bij het gedenkoffer. O God, haast U om mij te redden, o HERE, mij ter hulpe! Laten beschaamd en schaamrood worden, wie mij naar het leven staan; terugdeinzen en te schande worden, wie mijn onheil begeren; laten zich omkeren van schaamte, wie roepen: Ha, ha! Laten in U jubelen en zich verheugen allen die U zoeken; laten wie uw heil liefhebben, bestendig zeggen: God is groot! Ik ben wel ellendig en arm. O God, haast U tot mij! Gij zijt mijn hulp en mijn bevrijder; o HERE, vertoef niet!"

Deze psalm is zo kort dat ik hem gisteren heb overgeslagen, excuus. ‘Ik ben wel ellendig en arm’, schrijft David profetisch over het leven van de Here Jezus. Maar tussen de woorden door voel je aan dat er een ‘maar’ moet volgen. Ik ben wel ellendig en arm, maar dat zal niet zo blijven. God zal komen en mij verlossen uit het diepe dodenrijk. Het staat er ook achter: Gij zijt mijn hulp en mijn bevrijder. Tegen Zijn discipelen sprak Jezus: ‘Ik zal opstaan.’ Het was voor de Heer geen vraag, maar een zekerheid. De dood zou overwonnen worden, maar daarvoor moest Hij arm en ellendig worden. Paulus schrijft: ‘Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.’ Het gebed van de Heer is verhoord. Hij is opgestaan door de kracht van de Heilige Geest van God. Nu is Hij degene die ons rijk heeft gemaakt, in alle opzichten. Armoede en gebrek horen bij de vloek van de zonde. Dat was al zo onder het oude verbond. Maar nu Christus onze gerechtigheid is bij God, hebben we niets meer te doen met vervloekingen, maar alleen met zegen. Leven en overvloed stroomt uit genade naar ons toe. Wij leven onder Gods zegen, omdat Hij ellendig en arm is geweest.

woensdag 11 maart 2009

Ik ben voor velen als een wonder geweest, doch Gij waart mijn machtige toevlucht.

Psalm 71:7
"Bij U, o HERE, schuil ik; laat mij nimmer beschaamd worden. Red mij en bevrijd mij door uw gerechtigheid; neig uw oor tot mij en verlos mij. Wees mij tot een rots ter woning, waarheen ik bestendig kan gaan, die Gij beschikt hebt tot mijn redding, want mijn rots en mijn vesting zijt Gij. O God, bevrijd mij uit de hand van de goddeloze, uit de greep van booswicht en geweldenaar. Want Gij zijt mijn verwachting, Here HERE, mijn vertrouwen van mijn jeugd aan; op U heb ik gesteund van de moederschoot aan, van het ingewand mijner moeder aan zijt Gij mijn helper. U geldt bestendig mijn lofzang. Ik ben voor velen als een wonder geweest, doch Gij waart mijn machtige toevlucht. Mijn mond is vervuld van uw lof, de ganse dag van uw luister."

De Here Jezus kende God vanaf de moederschoot. Zelfs voor Hij geboren werd, was God de Vader met Hem in de moederschoot. 'Ik ben voor velen een wonder geweest,' zegt Hij. Maar ook: 'Gij waart mijn machtige toevlucht.' De Heer wist wie Hij was en waarom Hij op aarde was. Hij wist dat Hij zou sterven aan het kruis en Hij wist ook, dat die drinkbeker door niemand anders te drinken zou zijn. Maar wat een strijd heeft Hij gekend. Naast de verwondering was er de vervloeking. De voortdurende aanval op Zijn leven door de duivel en zijn trawanten. De Here Jezus moest voortdurend naar Zijn machtige toevlucht om staande te blijven. Als mens wandelde Hij in geloof. God zou Hem helpen ook in de uren van de dood. Maar wat een strijd. 'Bij U Here schuil ik, laat mij nimmer schaamrood worden.' Hij is niet beschaamd geworden en Hij heeft het volbracht. Tot het einde toe heeft Hij vertrouwd op God, Zijn rots en schuilplaats. Zijn strijd en leven was voor ons. Hij onderging de vernedering, zodat Hij ons zou kunnen verhogen. Hij ging in de dood om ons het leven te geven. Laat ook onze mond de ganse dag vervuld zijn van Zijn lof.

dinsdag 10 maart 2009

Want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd

Psalm 69:9
"Van David. Verlos mij, o God, want het water is gekomen tot aan de lippen; ik ben verzonken in bodemloos slijk, waar ik niet kan staan; ik ben gekomen in diepe wateren, een vloed overstroomt mij. Ik ben moede door mijn roepen, mijn keel is hees, mijn ogen zijn bezweken van het uitzien naar mijn God. Talrijker dan de haren van mijn hoofd zijn zij die mij zonder oorzaak haten; machtig zijn zij die mij willen verdelgen, mijn valse vijanden; wat ik niet geroofd heb, moet ik toch teruggeven. O God, Gij kent mijn verdwaasdheid, mijn schuldige daden zijn voor U niet verborgen. Laten om mij niet beschaamd worden wie U verwachten, Here HERE der heerscharen; laten om mij niet schaamrood worden wie U zoeken, o God van Israel. Want om Uwentwil draag ik smaad, bedekt schaamte mijn gelaat. Ik ben een vreemde geworden voor mijn broeders, een onbekende voor de zonen van mijn moeder; want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, en de smaadwoorden van wie U smaden, kwamen op mij neder."

In deze psalm staat het lijden van de Heer weer centraal. De ijver voor uw huis heeft mij verteerd. Dat zijn woorden met een heel diepe inhoud. De Heer is tot het uiterste gegaan om de prijs voor onze zonden te betalen. Zij hebben mij zonder oorzaak gehaat. Wat moet het pijn hebben gedaan aan de Heer, dat juist degenen die Hij uit liefde kwam redden, Hem haatten tot de dood. Zelfs voor zijn broeders werd Hij een vreemde. Hij heeft alleen geleden, er was geen enkele helper. Laten om mij niet beschaamd worden wie U verwachten, sprak Hij. Zijn liefde voor zondaren gaf Hem de motivatie tot het uiterste te strijden. En Hij heeft het gedaan. De liefde voor uw huis – wij, de gemeente zijn Gods huis – heeft Mij verteerd. Daarom is het woord ‘volbracht’ zo mooi. Voor eeuwig volbracht. Dank U Heer, voor uw onuitsprekelijke liefde. Dank U dat u zich liet verteren, zodat wij voor eeuwig de dood niet zullen smaken. Dank U, voor uw liefde en trouw.

maandag 9 maart 2009

Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil.

Psalm 68:19
"Gods wagens zijn tweemaal tienduizend, duizenden bij duizenden; de Here is van de Sinai het heiligdom binnengegaan. Gij zijt opgevaren naar den hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd; Gij hebt gaven in ontvangst genomen onder de mensen, ja ook van weerspannigen; om daar te wonen, o HERE God. Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil. Die God is ons een God van uitreddingen, bij de HERE Here zijn uitkomsten tegen de dood."

Dit gedeelte van de psalm beschrijft de Here Jezus als degene die van de hemel kwam naar de aarde en daarheen ook weer is teruggegaan. De Here is van de Sinai het heiligdom binnengegaan. Van Sinaï naar het heiligdom betekent van het wetsverbond naar het genadeverbond. De krijgsgevangenen die meegevoerd zijn naar de hemel zijn degenen die in het dodenrijk gevangen zaten totdat de Heer ook daar verscheen. Als overwinnaar is Hij daaruit weggegaan en Hij heeft niet alleen de sleutels van de dood en het dodenrijk meegenomen, maar ook degenen die door het geloof Hem toebehoorden. Er is reden genoeg om God te prijzen. Dag aan dag draagt Hij ons. Niet wij dragen Hem, maar Hij draagt ons. Denk daar eens over na, die God is dag aan dag ons heil. Hij heeft ons uit de dood gered, dan kan Hij ons zeker redden uit alle andere situaties.

zondag 8 maart 2009

Dat de volken U loven, o God; dat de volken altegader U loven.

Psalm 67:3
"God zij ons genadig en zegene ons, Hij doe zijn aanschijn bij ons lichten; opdat men op aarde uw weg kenne, onder alle volken uw heil. Dat de volken U loven, o God; dat de volken altegader U loven."

Als ik in de Psalmen lees over de regering van God en over alle volkeren die Hem eren, dan moet ik automatisch denken aan het komende vrederijk. Wij leven nu al in Gods vrede, maar zijn Koninkrijk is nog verborgen. Maar wanneer de Heer verschijnt in al Zijn glorie en luister, dan zullen alle knieën buigen en dan zal elke tong belijden dat Jezus Heer is, tot eer van God de Vader. Wat een tijd zal dat zijn. Dat de volken U loven, o God; dat de volken altegader U loven. God is van eeuwigheid Dezelfde. Zijn genade en barmhartigheid, Zijn liefde en trouw zijn nooit veranderd. Daarom is het zo geweldig Hem nu al te mogen kennen. Nu al worden we gezegend, nu al kijkt God met een stralende glimlach naar ons en nu al leven we onder Zijn liefdevolle genade. Maar het zal nog veel uitbundiger worden. Wat zal het voor God betekenen, wanneer de schepping niet langer zucht onder de wetteloosheid, maar wanneer hemel en aarde zich zullen herstellen van de last van de zonde. Wat zal het voor de Here Jezus een feest zijn om met al de zijnen Zijn regering op aarde uit te voeren in liefde en vrede. Wat zal de Heilige Geest blij zijn, wanneer iedereen overtuigd zal zijn. Ja, dat de volken U loven, o God, en wij met hen. Halleluja.

zaterdag 7 maart 2009

Geprezen zij God, die mijn gebed niet afwees, noch mij zijn goedertierenheid onthield.

Psalm 66:20
"Komt, hoort, en ik wil vertellen, gij allen die God vreest, wat Hij gedaan heeft aan mijn ziel. Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen, of er was een lofzang onder mijn tong. Had ik onrecht beoogd in mijn hart, dan zou de Here niet hebben gehoord. Voorwaar, God heeft gehoord, Hij heeft gelet op mijn luid gebed. Geprezen zij God, die mijn gebed niet afwees, noch mij zijn goedertierenheid onthield."

Welk gebed heeft God niet afgewezen? Het was een luid gebed, waarop Hij reageerde met goedertierenheid. Zulke gebeden zijn er veel geweest en telkens opnieuw reageert God met ontferming en goedertierenheid. Hij is een Vader die zijn kinderen hoort. Hij geeft geen steen als ze vragen om brood. Meer dan een aardse Vader is God bewogen met en betrokken bij zijn kinderen. David kende God zo, maar de Here Jezus maakte Hem zo bekend. ‘Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien, Ik en de Vader zijn een’, sprak Hij. Ook de Heer is gered uit zijn angsten en luide smekingen. Ook Hij kent Gods Vaderlijke liefde en ontferming. Hoe meer en hoe vaker iemand Gods genade ontmoet, hoemeer en hoe vaker hij of zij zal willen vertellen van wat God gedaan heeft. God is een goede God, vertel het aan wie het horen wil.

vrijdag 6 maart 2009

Welzalig hij, die Gij verkiest en doet naderen, opdat hij wone in uw voorhoven.

Psalm 65:4
"Een psalm van David. Een lied. U komt stilheid toe, een lofzang, o God in Sion; U worde gelofte betaald. Hoorder van het gebed, tot U komt al wat leeft. Ongerechtigheden hadden de overhand over mij; onze overtredingen, Gij verzoent ze. Welzalig hij, die Gij verkiest en doet naderen, opdat hij wone in uw voorhoven. Wij zullen verzadigd worden met het goede van uw huis, het heilige van uw tempel."

David heeft geen woorden meer. Hij is stil geworden voor God, onder de indruk van Zijn genade. Ongerechtigheden hadden de overhand over mij, schrijft hij. Maar ook: onze overtredingen, Gij verzoent ze. Welzalig hij die Gij verkiest. Wie zou dat zijn? Het is niet David, maar Jezus. God sprak openlijk dat Hij in Hem eem welbehagen heeft. Jezus is door God verkozen om te sterven, maar bovenal om verheerlijkt op te staan en vol glorie te wonen in Gods hemelse huis. Maar ook wij vallen onder Gods welbehagen. Ook wij mogen naderen, omdat we verkozen zijn. Niet op grond van onze werken, maar op grond van Gods liefde. Het is alles genade dat we naar de genadetroon van God mogen gaan met vrijmoedigheid. Daar worden we gezegend en ontvangen we kracht en hulp.

donderdag 5 maart 2009

Ja, ieders binnenste en hart is ondoorgrondelijk.

Psalm 64:6
"Een psalm van David. Hoor, o God, mijn stem in mijn klagen, behoed mijn leven voor de verschrikking van de vijand; verberg mij voor de raadslag van de boosdoeners, voor het woelen van de bedrijvers van ongerechtigheid, die hun tong wetten als een zwaard, die hun pijl aanleggen (een bitter woord) om in het verborgene op de onschuldige te schieten; plotseling schieten zij op hem, zonder iets te ontzien. Zij verstouten zich tot een boos stuk, zij spreken ervan strikken te verbergen; zij zeggen: Wie ziet ze? Zij zinnen op euveldaden: ‘Wij zijn gereed, het plan is goed bedacht’. Ja, ieders binnenste en hart is ondoorgrondelijk."

Arglistig is het hart, wie zal het kennen? Dat schreef Jeremia, de profeet. De Heer zei dat alle boze daden en overleggingen uit ons hart komen. In het hart wordt bepaald hoe ons leven zal zijn. Daar zijn de oorsprongen van het leven te vinden. In deze psalm laten de boosdoeners zien wat er in hun harten leeft. David stiekem overvallen en ombrengen. Bij de Heer deden de Farizeeërs en oudsten van het volk hetzelfde. Hun harten kwamen naar buiten, vol haat en ergernis. Maar er werd ook een ander hart gezien. De Here Jezus zei: ‘Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.” Het hart van de Vader is liefde en door de Heilige Geest is die liefde in ons hart uitgestort toen we gelovig werden. Daarom zullen onze daden steeds meer de kenmerken van liefde vertonen. We gaan steeds meer op de Meester lijken. En hoewel ons eigen hart van nature arglistig blijft, gaan we steeds meer leven uit het hart van de Vader. ‘Niet meer mijn ik’, schrijft Paulus aan de Galaten, ‘maar Christus leeft in mij.’

woensdag 4 maart 2009

Zo heb ik U in het heiligdom aanschouwd, ziende uw sterkte en uw heerlijkheid.

Psalm 63:2
"Een psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was. O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water. Zo heb ik U in het heiligdom aanschouwd, ziende uw sterkte en uw heerlijkheid."

Stel je voor dat je in de snikhete Sahara bent verdwaald. Je vergaat van dorst en alles om je heen is kurkdroog. Waar zou je dan het meest naar verlangen? Ik denk dat de meeste mensen zullen antwoorden, naar water. Maar David zegt: “Ik smacht naar U.” Paulus zegt: “Ik geef alles op om Hem beter te leren kennen.” Wat hebben David en Paulus gemeen? Ze hebben allebei iets van de glorie van God gezien. David zag Gods glorie in de tempel – wonderlijk want hij was geen priester. Paulus zag Gods glorie onderweg naar Damascus. En de Here Jezus kwam uit Gods glorie naar de aarde. Geen wonder dat je zelfs in de moeilijkste omstandigheden dan naar de God van de glorie smacht. Jezus zei aan het kruis: “Mij dorst.” Zou Hij daar werkelijk om water hebben geroepen of was het eveneens een uiting van zijn grote verlangen naar Gods heerlijkheid? Wat zeggen en zoeken wij in een dor en droog land zonder water?

dinsdag 3 maart 2009

Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God.

Psalm 62:7
"Waarlijk, zij beraadslagen om hem van zijn hoogte af te stoten, zij scheppen behagen in leugen; zij zegenen met hun mond, maar in hun binnenste vloeken zij. Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting; waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen. Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God."

In deze psalm lees je hoe David al zijn vertrouwen op God stelt. Hoezeer de vijanden ook op hem loeren, Hij richt zijn oog op God. Dat is sterk. Er wordt gesproken over het feit dat ze hem van de rotsen willen gooien. Datzelfde overkwam ook de Heer. Maar Hij draaide zich om en liep ongehinderd tussen de menigte door weg. Dat moet ook onze houding zijn. Helaas zijn we als mensen geneigd om eerst op een natuurlijke manier te reageren. Maar wat is het goed om te beseffen dat ons heil en onze eer op God rusten, dat Hij onze sterkte is en onze schuilplaats.

maandag 2 maart 2009

Want Gij zijt mij een schuilplaats geweest, een sterke toren tegen de vijand.

Psalm 61:3
"Van David. Hoor toch, o God, mijn smeking, sla acht op mijn gebed. Van het einde des lands roep ik tot U, omdat mijn hart bezwijkt; leid mij op een rots die mij te hoog zou zijn. Want Gij zijt mij een schuilplaats geweest, een sterke toren tegen de vijand."

Voor veel mensen is het vreemd om in deze verzen de Here Jezus te herkennen. Maar toen Hij op aarde was als mens had Hij wel degelijk een schuilplaats nodig, een sterke toren tegen de vijand. De vijand was de duivel die Hem voortdurend probeerde te verleiden tot zonde. En in de vraag naar een rots die te hoog zou zijn, zien we een verwijzing naar Sion, de hemelse berg van het hemels Jeruzalem. Profetische woorden van David evenals in de rest van de psalm, wanneer hij spreekt over het koningschap dat geen einde neemt, maar doorgaat van geslacht op geslacht. Ook wij hebben een sterke toren nodig. Ook wij hebben bij God een schuilplaats. Want de boze gaat nog steeds rond, zoekende wie hij kan verslinden. Sta je onder druk, vlucht dan naar Jezus. Hij weet wat je doormaakt en Hij beschermt je, zodat je hart niet bezwijkt.

zondag 1 maart 2009

Met God zullen wij kloeke daden doen, want Hij zelf zal onze tegenstanders vertreden.

Psalm 60:12
"Wie zal mij naar de versterkte veste brengen, wie zal mij naar Edom geleiden? Zijt Gij het niet, o God, die ons verstoten hadt; zult Gij, o God, niet uittrekken met onze heerscharen? Bied ons hulp tegen de tegenstander, want mensenhulp is ijdel. Met God zullen wij kloeke daden doen, want Hij zelf zal onze tegenstanders vertreden."

Dezelfde God, die Zijn volk verstoten had, vanwege hun zonden, diezelfde God is ook hun Redder. David heeft dat goed begrepen. Hij werd door God gebruikt om het land te bevrijden van vijanden. Hij moest strijd leveren vanwege de zonden van het volk. Want bij ongehoorzaamheid aan de wet zouden de vijanden langs zeven wegen binnenvallen, had God gezegd. Maar David besefte ook dat mensenhulp ijdel is. Hij moest zich wel tot God keren om verlossing. Er is geen andere Helper. Daarom moet er eerst iets veranderen in het hart. Eerst moet erkend worden dat God de enige is die telt. Daarna mag je de uitkomst verwachten. Daarom gaat bekering vooraf aan redding. In het Nieuwe Verbond geldt dat nog steeds. Bekering gaat vooraf aan behoud, maar er is een heel groot verschil. Bekering onder het Nieuwe Verbond is eens voor altijd. Jezus heeft door een daad van gehoorzaamheid voor altijd degenen die geloven voor God gerechtvaardigd. Eens voor altijd betekent dat het niet steeds herhaald hoeft te worden. De vijanden zijn eens voor altijd uit ons leven weggedaan. Wij kunnen met David zeggen: “Met God zullen wij kloeke daden doen, want Hij zelf zal onze tegenstanders vertreden.”