zondag 29 maart 2009

Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd

Psalm 88:6
"HERE, God van mijn heil, des daags roep ik, des nachts ben ik voor uw ogen. Laat mijn gebed voor uw aangezicht komen, neig uw oor tot mijn geroep; want mijn ziel is verzadigd van rampen, mijn leven is het dodenrijk nabij. Ik word gerekend onder wie in de groeve nederdalen, ik ben geworden als een man zonder kracht. Onder de doden is mijn verblijf, gelijk verslagenen die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en die aan uw hand ontrukt zijn. Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd, in duistere plaatsen, in diepten. Uw grimmigheid rust zwaar op mij, door al uw baren drukt Gij mij neder. sela Mijn bekenden hebt Gij van mij verwijderd, Gij hebt mij tot een gruwel voor hen gemaakt; ik ben ingesloten, ik kan niet ontkomen."

Dit is een profetisch gedeelte over het lijden en sterven van Christus. ‘Mijn leven is het dodenrijk nabij’, zegt Hij. ‘Gij hebt Mij in de diepste kuil gelegd.’ Dat klopt, er was geen diepere kuil om de zonde van de wereld te bestraffen. ‘Uw grimmigheid rust zwaar op Mij’, zegt Jezus. Aan het kruis zijn al deze woorden werkelijkheid geworden. ‘Mijn bekenden hebt Gij van Mij verwijderd.’ Ook dat is letterlijk uitgekomen, toen de discipelen en vrienden van een afstand toekeken of wegvluchtten. Dit zware lijden was voor ons. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem, schreef Jesaja. Hij werd krachteloos om ons Zijn kracht te kunnen schenken. Hij werd verlaten, opdat wij nooit verlaten zouden zijn. Hij ging het dodenrijk binnen om tegen ons te zeggen: ‘Wie in Mij gelooft, zal leven zelfs al is hij gestorven.’ De Bijbel is doortrokken van liefde en genade. Overal zie je het hart van God. Hij werd in de diepste kuil gelegd, wij mogen zitten op Zijn troon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten