donderdag 12 maart 2009

Ik ben wel ellendig en arm. O God, haast U tot mij! Gij zijt mijn hulp en mijn bevrijder; o HERE, vertoef niet!

Psalm 70:5
"Voor de koorleider. Van David. Bij het gedenkoffer. O God, haast U om mij te redden, o HERE, mij ter hulpe! Laten beschaamd en schaamrood worden, wie mij naar het leven staan; terugdeinzen en te schande worden, wie mijn onheil begeren; laten zich omkeren van schaamte, wie roepen: Ha, ha! Laten in U jubelen en zich verheugen allen die U zoeken; laten wie uw heil liefhebben, bestendig zeggen: God is groot! Ik ben wel ellendig en arm. O God, haast U tot mij! Gij zijt mijn hulp en mijn bevrijder; o HERE, vertoef niet!"

Deze psalm is zo kort dat ik hem gisteren heb overgeslagen, excuus. ‘Ik ben wel ellendig en arm’, schrijft David profetisch over het leven van de Here Jezus. Maar tussen de woorden door voel je aan dat er een ‘maar’ moet volgen. Ik ben wel ellendig en arm, maar dat zal niet zo blijven. God zal komen en mij verlossen uit het diepe dodenrijk. Het staat er ook achter: Gij zijt mijn hulp en mijn bevrijder. Tegen Zijn discipelen sprak Jezus: ‘Ik zal opstaan.’ Het was voor de Heer geen vraag, maar een zekerheid. De dood zou overwonnen worden, maar daarvoor moest Hij arm en ellendig worden. Paulus schrijft: ‘Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.’ Het gebed van de Heer is verhoord. Hij is opgestaan door de kracht van de Heilige Geest van God. Nu is Hij degene die ons rijk heeft gemaakt, in alle opzichten. Armoede en gebrek horen bij de vloek van de zonde. Dat was al zo onder het oude verbond. Maar nu Christus onze gerechtigheid is bij God, hebben we niets meer te doen met vervloekingen, maar alleen met zegen. Leven en overvloed stroomt uit genade naar ons toe. Wij leven onder Gods zegen, omdat Hij ellendig en arm is geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten