woensdag 25 maart 2009

Welzalig zij die in uw huis wonen, zij loven U gestadig.

Psalm 84:4
"Voor de koorleider. Op de Gittit. Van de Korachieten. Een psalm. Hoe liefelijk zijn uw woningen, o HERE der heerscharen! Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven des HEREN; mijn hart en mijn vlees jubelen tot de levende God. Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen neerlegt: uw altaren, o HERE der heerscharen, mijn Koning en mijn God. Welzalig zij die in uw huis wonen, zij loven U gestadig."

Ik kan me voorstellen dat mensen die de tempel bezochten onder de indruk kwamen van Gods huis. Priesters in plechtige gewaden, muzikanten en zangers die onafgebroken God lof toezongen. De grootheid van het gebouw en het geheimzinnige, omdat je niet naar binnen mocht. Het brandofferaltaar waar altijd vuur brandde en het koperen wasvat waar de reiniging plaatsvond van priesters en heilige voorwerpen. De zwaluwen vlogen wel naar binnen, het leek of ze meer privileges hadden dan de mensen. In elk geval was er bij de Korachieten een verlangen om net als de vogels bij God in en uit te vliegen. Als je dit alles zo overdenkt, wat zijn we dan door God met goedheid overladen. Wij hebben vrije toegang tot het binnenste van Gods huis. De voorhang is weg en de troon van God mag vrijmoedig worden benaderd. Daar vinden we genade en hulp. Daar is Christus die voor ons bidt en pleit. Daar is ook ons huis. Wij wonen daar bij onze Vader. Wij gaan de mussen en de zwaluwen te boven. Wij mogen Gods eigen huisgenoten zijn, Gods eigen kinderen, zonen en dochters. Ons is vrije toegang verleend uit genade, op grond van het offer van Christus. We zijn geweldig bevoorrecht. Halleluja!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten