zaterdag 11 april 2009

Een verkeerd hart wijke verre van mij, de boze wil ik niet kennen.

Psalm 101:4
"Van David. Een psalm. Van goedertierenheid en recht wil ik zingen, U, o HERE, wil ik psalmzingen. Ik wil acht geven op een onberispelijke wandel. Wanneer zult Gij tot mij komen? Ik wandel in oprechtheid mijns harten in mijn huis; ik stel geen schandelijke dingen voor mijn ogen; ik haat het doen der afvalligen, het kleeft mij niet aan. Een verkeerd hart wijke verre van mij, de boze wil ik niet kennen."

David is een type van Christus. De gezalfde die de reus verslaat. David was niet onberispelijk van wandel, geen mens kan dat trouwens, dus maak je niet ongerust. Maar Jezus wandelde wel onberispelijk. ‘Wie overtuigt mij van zonde?’ vroeg Hij. Daarom zijn deze woorden van David profetisch van toepassing op de Here Jezus. ‘Ik wil acht geven op een onberispelijke wandel’, laat Zijn liefde voor God zien. God haat de zonde en alles wat door de zonde teweeg wordt gebracht. Ziekte, dood en verderf, de aarde is er vol mee geworden. Maar door de onberispelijke wandel van Jezus, is er verlossing. Als de Here Jezus zegt: ‘Een verkeerd hart wijke verre van mij, de boze wil ik niet kennen’, dan is dat de houding van de Heilige Geest. Die Geest is nu ook in ons hart uitgestort. Daarom worden ook wij opgeroepen het kwade te haten en het goede lief te hebben.