donderdag 16 april 2009

Geloofd zij de HERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot eeuwigheid

Psalm 106:48
"Vele malen redde Hij hen, maar zij waren weerspannig in hun voornemen, zodat zij wegzonken in hun ongerechtigheid. Maar, als Hij hun benauwdheid zag, wanneer Hij hun gejammer hoorde, dan gedacht Hij te hunnen gunste aan zijn verbond, en had deernis naar zijn grote goedertierenheid. Dan deed Hij hen barmhartigheid vinden bij allen die hen als gevangenen hadden weggevoerd. Verlos ons, HERE, onze God, verzamel ons weder uit de volken, opdat wij uw heilige naam loven, ons beroemen in uw lof. Geloofd zij de HERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot eeuwigheid, en al het volk zegge: Amen. Halleluja!"

Deze psalm noemt alle ongerechtigheid van Gods volk bij de naam. Maar de eindconclusie is steeds dat God met genade en barmhartigheid reageerde op het gejammer van zijn kinderen. Hoewel ze terecht waren gestraft, dat was de vloek van het oude verbond, bewees God telkens weer Zijn goedheid. Wij, gelovigen van het Nieuwe Verbond, zijn geen haar beter. Ook wij verdienen Gods oordeel, maar het grote verschil met het oude verbond is, dat Jezus de vloek heeft gedragen. Hij nam de schuld en de straf op zich, zodat wij niet worden weggevaagd door Gods toorn. God kan en zal ons altijd genadig zijn, omdat Jezus het oordeel heeft weggenomen. Dat geeft ons geen vrijbrief om door te gaan met zonde en ongerechtigheid, maar de dreiging van een oordeel is er niet meer. Daarom kunnen we volmondig instemmen met de laatste regels uit deze psalm: Geloofd zij de HERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot eeuwigheid, en al het volk zegge: Amen. Halleluja!