zondag 5 april 2009

Komt, laat ons jubelen voor de HERE, juichen ter ere van de rots onzes heils.

Psalm 95:1
"Komt, laat ons jubelen voor de HERE, juichen ter ere van de rots onzes heils. Laat ons met lofzang voor zijn aangezicht komen, ter ere van Hem juichen bij snarenspel. Want de HERE is een groot God, een groot Koning, boven alle goden, in wiens hand de diepten der aarde zijn, en wiens de toppen der bergen zijn; wiens de zee is, daar Hij ze heeft gemaakt, ook het droge, dat zijn handen hebben geformeerd."

God is de Schepper van hemel en aarde. Hij sprak en het was er. Hij gebood en het stond er. Dat is al reden genoeg om God te prijzen en te roemen. De hele schepping kent God, maar het grootste deel van de mensen keert zich liever tot een menselijk bedenksel dan tot de Schepper zelf. Darwin en zijn gedachten worden meer geƫerd dan de Schepper van hemel en aarde. Maar het vers voor vandaag juicht om heel iets anders. We juichen ter ere van de rots van ons heil. Dat gaat over eeuwige dingen. Onze Rots is Christus. Ons heil, onze redding, komt van Hem. Hij heeft ons geschapen en verlost. Vervolgens hebben we eeuwig leven ontvangen en Gods eigen Geest, zodat we kunnen begrijpen wat Hij ons allemaal geschonken heeft. Deze Geest heeft de wereld niet. Daarom eren ze het schepsel boven de Schepper. Maar wij geheel anders. De God van ons heil, de God van de uitreddingen, de God die ons liefheeft, die eren een aanbidden wij. Kom laten we jubelen voor de Here.