zondag 12 april 2009

Maar Gij, o HERE, troont voor eeuwig, uw naam blijft van geslacht tot geslacht.

Psalm 102:12
"Mijn vijanden smaden mij de ganse dag, wie tegen mij razen, gebruiken mijn naam als vloek; want ik eet as als brood en vermeng mijn drank met tranen vanwege uw toorn en uw verbolgenheid, omdat Gij mij hebt opgenomen en neergeworpen. Mijn dagen zijn als een langgerekte schaduw, en ik verdor als gras.
Maar Gij, o HERE, troont voor eeuwig, uw naam blijft van geslacht tot geslacht. Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen, want het is tijd haar genadig te zijn, want de bepaalde tijd is gekomen;"

Deze psalm laat Christus zien in Gethsémané. Hij is ten dode toe beangst en bedroefd. Dan is er een engel om Hem bij te staan. De Heer zegt: ’Mijn vijanden smaden Mij de ganse dag. Mijn dagen zijn als een langgerekte schaduw.’ Maar de engel zet het werk van Christus op Golgotha af tegen de eeuwigheid: ‘Maar Gij, o HERE, troont voor eeuwig. Gij zult opstaan.’ Wat is God toch goed dat Hij ons deze intimiteit niet heeft willen onthouden. Jezus in de diepste ellende wordt getroost en bemoedigd vanuit de hemel. De Vader ontfermt zich over Zijn kinderen. Wij hoeven de beker niet te drinken die Christus voor ons dronk. Maar ook voor ons is God een bemoedigende, vertroostende Vader.