zaterdag 4 april 2009

Want de HERE zal zijn volk niet verstoten, en zijn erfdeel niet verlaten;

Psalm 94:14
"Zou Hij, die het oor plantte, niet horen? die het oog vormde, niet zien? Zou Hij, die de volken onderwijst, niet straffen, Hij, die de mens kennis leert? De HERE kent de gedachten der mensen: ijdelheid zijn zij. Welzalig de man die Gij kastijdt, HERE, die Gij onderwijst uit uw wet, om hem rust te verlenen van de dagen des onheils, terwijl voor de goddeloze de kuil gegraven wordt. Want de HERE zal zijn volk niet verstoten, en zijn erfdeel niet verlaten; want de rechtspraak zal weer rechtvaardig worden, alle oprechten van hart zullen zich daarbij aansluiten."

Het volk Israël heeft met God een verbond gesloten op de Sinaï. Daar ontving het Gods Wet en daar spraken zij de woorden: ‘Alles wat de Here ons zegt, zullen we doen.’ Maar door de Wet kan niemand rechtvaardig worden voor God. De Wet toont dat juist aan, de mens is ten dode gedoemd zonder de genade van God. Toch zal God zijn volk niet verstoten. Er komt ook voor Israël vrede en rust, wanneer Jezus terugkomt en Zijn rijk op aarde grondvest. De rechtspraak zal rechtvaardig worden. Daar zit een diepere betekenis in. Gods rechtspraak is gebaseerd op het offer van Christus. Daardoor kan Hij de zondaar rechtvaardig verklaren zonder zelf onrechtvaardig te zijn. De genade die nu al voor alle gelovigen in Christus geldt, zal ook aan het volk Israël worden geopenbaard. Want ook nu nog geldt dat God Zijn volk niet zal verlaten en niet zal verstoten.