zaterdag 9 mei 2009

Ploegers ploegden op mijn rug, zij trokken hun voren lang.

Psalm 129:3
"Een bedevaartslied. Zij hebben mij ten zeerste benauwd van mijn jeugd aan, (zegge nu Israel) zij hebben mij ten zeerste benauwd van mijn jeugd aan, maar zij hebben mij niet overmocht. Ploegers ploegden op mijn rug, zij trokken hun voren lang. De HERE, die rechtvaardig is, heeft doorgehouwen de touwen der goddelozen."

Wat stelt u zich voor bij het ploegen van diepe voren op iemands rug? Het gaat over een geseling. De Here Jezus heeft die slagen voor ons gedragen. Vanaf zijn jeugd (denk aan de kindermoord van Herodes) is Hij benauwd geweest. Als vluchteling naar Egypte, verstoten door zijn dorpsgenoten en familie en tenslotte door zijn vrienden verlaten, gaf Hij zijn rug voor onze genezing. Ze hebben Hem niet overmocht. Hij legde vrijwillig Zijn leven neer voor ons. De touwen der goddelozen zijn ook onze touwen. Ze zijn doorgehouwen door de rechtvaardigheid van God. Het rechtvaardige oordeel over de zonden heeft de rug van de Here Jezus doorploegd om ons te kunnen bevrijden.