vrijdag 22 mei 2009

Voer mij uit de kerker, opdat ik uw naam love; de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij mij weldoet.

Psalm 142:7
"Tot U roep ik, HERE; ik zeg: Gij zijt mijn schuilplaats, mijn deel in het land der levenden. Sla acht op mijn smeken, want ik ben zeer verzwakt; red mij van mijn vervolgers, want zij zijn sterker dan ik. Voer mij uit de kerker, opdat ik uw naam love; de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij mij weldoet."

Twee dingen staan in dit vers centraal: de kerker en de rechtvaardigen. Als U mij verlost uit de kerker, zullen de rechtvaardigen Mij volgen en U loven. Dat slaat helemaal op de Here Jezus. Hij moest erop vertrouwen dat Zijn Vader Hem zou laten opstaan uit de dood. Gebeurde dat niet, dan was niemand rechtvaardig. Als Jezus niet was opgestaan, waren wij nog in onze zonden, schrijft Paulus. Dan zou niemand behouden zijn. Goddank is dit gebed verhoord. ‘Ik weet dat U Mij altijd verhoort’, zei Jezus. Daarom kondigde Hij Zijn opstanding van tevoren aan. Nu Jezus is opgestaan, zijn wij die in Hem geloven rechtvaardig. Wij hebben door Zijn werk gerechtigheid ontvangen uit genade. Voor ons blijft er slechts een ding over: Hem te loven.