dinsdag 30 juni 2009

Maar ik vertrouw op U, HERE, ik zeg: Gij zijt mijn God.

Psalm 31:14
"Voor allen die mij benauwen, ben ik tot een smaad geworden, voor mijn buren allermeest, en voor mijn bekenden tot een schrik; wie mij op straat zien, vluchten voor mij weg. Vergeten ben ik, uit het hart, als een dode; ik ben geworden als gebroken vaatwerk. Want ik hoor het gemompel van velen (schrik van rondom); terwijl zij met elkander tegen mij beraadslagen, smeden zij plannen om mij het leven te benemen. Maar ik vertrouw op U, HERE, ik zeg: Gij zijt mijn God."

Voor buren een smaad, voor bekenden een schrik, iedereen mijd je als een uitgestotene. Dat doet een mens veel pijn. Afwijzing is misschien wel de ergste pijn die een mens kan treffen. David kende die pijn, maar vooral onze Heer Jezus Christus. ‘Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht’, zei Hij tegen zijn discipelen. De nacht van het verraad, de nacht van het oordeel, de nacht van de duisternis, Jezus onderging het allemaal voor ons, in onze plaats. Onze smarten heeft Hij gedragen, schreef de profeet Jesaja. Het is een blijk van Geestkracht als je in dat alles kan zeggen: ‘Maar ik vertrouw op U, HERE, ik zeg: Gij zijt mijn God.’ Wie dat kan zeggen is onaantastbaar. Mensen kunnen ons nog steeds afwijzen, zelfs onze vader en moeder kunnen ons verlaten, maar God doet dat nooit. Daarom kun je altijd met vol vertrouwen zeggen: 'Maar ik vertrouw op U, HERE, ik zeg: Gij zijt mijn God.'