donderdag 16 juli 2009

Hij trok mij op uit de kuil van het verderf, uit het slijk van de modderpoel;

Psalm 40:2
"Van David. Een psalm. Vurig verwachtte ik de HERE; toen neigde Hij Zich tot mij en hoorde mijn hulpgeroep, Hij trok mij op uit de kuil van het verderf, uit het slijk van de modderpoel; Hij stelde mijn voeten op een rots, mijn schreden maakte Hij vast, Hij gaf mij een nieuw lied in de mond, een lofzang aan onze God. Mogen velen het zien en vrezen, en op de HERE vertrouwen."

Wat een prachtige illustratie van Gods ontfermende liefde zien we hier. Iemand is weggezakt in de kuil van verderf en heeft geen grond meer onder de voeten. Het enige wat hij kan doen is uitzien naar een helper, naar God, die hij kent. Als ik dit lees, moet ik automatisch denken aan de Here Jezus aan het kruis. Wegzinkend in de modderpoel van het verderf, tot zonde gemaakt en zonder helper. Ook Hij kan alleen nog uitzien. En dan die machtige arm van God die redding brengt. David wordt verlost uit genade, de Heer wordt verlost uit het dodenrijk en wij worden verlost uit de macht van zonde en dood. God heeft ons opgetrokken uit de put. Hij heeft ons weer vaste grond onder de voeten gegeven. We staan op het vaste fundament van Gods genade. Een nieuwe Geest in ons binnenste en een nieuw lied in onze mond. Mogen velen het zien en zich ook tot God wenden. Hij is altijd dezelfde en Zijn liefde en genade blijven onveranderd naar ieder mens uitgaan.