zaterdag 19 september 2009

Omdat zij in God niet geloofden en op zijn hulp niet vertrouwden.

Psalm 78:22
“Maar zij bleven verder tegen Hem zondigen, zij waren in de wildernis weerspannig tegen de Allerhoogste; zij verzochten God in hun hart door spijze te vragen naar hun lust; zij spraken tegen God, zij zeiden: Kan God een dis aanrichten in de woestijn? Zie, Hij sloeg de rots, dat er water vloeide, en beken stroomden; zou Hij ook brood kunnen geven, of vlees verschaffen aan zijn volk? Daarom werd de HERE, toen Hij het hoorde, verbolgen, en een vuur ontbrandde tegen Jakob, ook verhief zich toorn tegen Israel, omdat zij in God niet geloofden en op zijn hulp niet vertrouwden.”

Gods zegeningen worden ons geschonken uit genade, maar de manier om ze te ontvangen is door geloof. Als geloof ontbreekt, is zelfs God onmachtig om te helpen. De Here Jezus kon niets doen op plaatsen van ongeloof. En hoewel IsraĆ«l al zoveel wonderen had gezien, was er geen geloof. Wat ze deden was redeneren. ‘Zou God dat kunnen? En als Hij het kan, zou Hij het willen?’ Ook onder christenen hoor je dit soort redeneringen. Het zijn uitingen van ongeloof. En ongeloof maakt je geloof krachteloos en kan het zelfs helemaal vernietigen. God is trouw en betrouwbaar. Hij doet wat Hij zegt, maar soms niet meteen. Volharden hoort ook bij geloof, totdat je verkregen hebt wat je door God is beloofd.