maandag 12 oktober 2009

Op leeuw en adder zult gij treden, jonge leeuw en slang zult gij vertrappen.

Psalm 91:13
“Want Gij, o HERE, zijt mijn toevlucht. De Allerhoogste hebt gij tot uw schutse gesteld; geen onheil zal u treffen, en geen plaag zal uw tent naderen; want Hij zal aangaande u zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen; op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot. Op leeuw en adder zult gij treden, jonge leeuw en slang zult gij vertrappen.”

Is het niet opmerkelijk hoe goed de duivel weet wat er profetisch over hem is gesproken? Satan viel de Here Jezus lastig met deze tekst. Hij probeerde Hem te verleiden van het dak van de tempel te springen met de woorden: ‘Hij zal aangaande U zijn engelen gebieden, …’ Als Jezus was ingegaan op deze list, zou de rest krachteloos geworden zijn: ‘Op leeuw en adder zult gij treden, jonge leeuw en slang zult gij vertrappen.’ De Here Jezus is gekomen om de kop van de slang te vermorzelen. ‘De duivel zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi’, schrijft Petrus. Voor ons gelovigen geldt: ‘De Allerhoogste hebt gij tot uw schutse gesteld; geen onheil zal u treffen, en geen plaag zal uw tent naderen; want Hij zal aangaande u zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen.’ Dank Jezus voor Zijn volbrachte werk.