zondag 29 november 2009

De afgoden der heidenen zijn zilver en goud, het werk van mensenhanden.

Psalm 135:15
“De afgoden der heidenen zijn zilver en goud, het werk van mensenhanden. Zij hebben een mond, maar spreken niet, zij hebben ogen, maar zien niet, zij hebben oren, maar horen niet, ook is er geen adem in hun mond. Wie hen maakten, zullen worden als zij, allen die op hen vertrouwen.”

Over deze verzen zullen we drie dagen nadenken. Vandaag staan we stil bij wat mensen belangrijk vinden: goud en zilver en het werk van mensenhanden. Dat is waar iedereen over spreekt, daar is ons hart van nature vol van. Hoe groot is je bankrekening en wat presteer je allemaal? Geen wonder dat die dingen afgoden zijn geworden voor de mensen. Het zijn pronkgewaden, waarmee we indruk willen maken. We willen ons een naam maken door wat we hebben en kunnen. Bij God telt dit alles niet. Bij God gaat het niet om wat wij hebben en kunnen, maar om wat Hij heeft en kan. Ware godsdienst is niet langer jezelf zoeken, maar God, die ons alles rijkelijk geschonken heeft uit genade. Opdat niemand zou roemen. Dus wil je God grootmaken, kom dan niet aan met je prestaties en je bezit, maar ga naar God met een hart vol dankbaarheid en bewondering om alle goedheid en genade die Hij schenkt.