vrijdag 6 november 2009

Toen geloofden zij zijn woorden, zij zongen zijn lof.

Psalm 106:12
“Hij dreigde de Schelfzee, en zij verdroogde, Hij deed hen gaan door de waterdiepten als door een woestijn. Hij verloste hen uit de macht van de hater, en bevrijdde hen uit de macht van de vijand; want de wateren bedekten hun tegenstanders, niet een van hen bleef over. Toen geloofden zij zijn woorden, zij zongen zijn lof.”

Let op het woordje ‘toen’. Dat was veel te laat. God had daarvoor al gesproken wat Hij zou doen, maar het ongeloof had de overhand. Daarom was er de angst en de paniek bij het eerste obstakel op weg naar Kanaän. Het is makkelijk om achteraf te geloven en dankbaar te zijn, maar dat is geen uiting van geloof. Geloof richt zich op wat God heeft beloofd. Geloof ziet dwars door alle obstakels Gods woord en Zijn trouw. Geloof zegt tegen obstakels: ‘Ga opzij.’ God heeft uit genade een uitweg gegeven uit Egypte, het pad door de zee was een genadedaad van God. Zo heeft Hij Israël bevrijd van hun vijanden. Maar hoewel zij de Egyptenaren dood en verslagen voor hun ogen zagen drijven, bleef de angst in hun hart zitten. Er zouden immers nieuwe vijanden komen, nieuwe tegenslagen opdoemen. Ze geloofden dat ze zouden omkomen in de woestijn en dat is om die reden ook gebeurd. Angst en twijfel aan Gods woord (dat is hetzelfde), zorgen ervoor dat je omkomt, dat je het beloofde niet ontvangt. Angst en twijfel worden gezaaid, net als Gods woord. Waar vul je je gedachten mee? Wat je gelooft, bepaalt of je Gods toegezegde zegen ontvangt of niet.