vrijdag 4 december 2009

Want Gij hebt, om uws grote naams wil, uw toezegging heerlijk gemaakt.

Psalm 138:2
“Van David. Ik zal U loven met mijn ganse hart, in de tegenwoordigheid der goden zal ik U psalmzingen. Ik zal mij nederbuigen naar uw heilige tempel en uw naam prijzen om uw goedertierenheid en trouw, want Gij hebt, om uws grote naams wil, uw toezegging heerlijk gemaakt.”

David is toch een heel bijzonder mens geweest. Als jongen leerde hij God kennen en overdacht Hem bij zijn schapen. Later als koning is dat niet veranderd. Hoewel hij zelf steeg op de matschappelijke ladder, bleef hij op God gericht. David is een van de weinigen uit het oude testament die zo volkomen met God leefde. Hij verheugde zich over Gods goedheid en hij loofde God temidden van de mensen. Hij schaamde zich niet voor het goede nieuws. En hoewel hij nog lang niet wist wat wij nu weten, kon de Heilige Geest hem gebruiken om liederen te maken die wij nu nog gebruiken. Het geheim van David was, dat hij in alles Gods grootheid zag. Hij was op God gericht en verheugde zich in Hem. Dat is door alle eeuwen heen nog steeds het beste om te doen.