dinsdag 3 januari 2012

Antwoord een dwaas niet

Spreuken 26:4
‘Antwoord een dwaas niet met dwaasheid, word niet als hij.’

Toen Jezus gevangengenomen was werd Hij onder valse beschuldigingen naar de Romeinse stadhouder Pilatus gebracht. De Bijbel zegt hierover: ‘Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoeveel zij tegen U getuigen? En Hij antwoordde hem op geen enkele vraag, zodat de stadhouder zich zeer verwonderde.’ De profeet Jesaja had honderden jaren daarvoor al geprofeteerd: ‘Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.’ De apostel Petrus schrijft later in een brief dat we in Zijn voetspoor moeten treden: Jezus schold niet terug, Hij dreigde niet, maar gaf alles over in de handen van Zijn Vader, die rechtvaardig oordeelt. Dat rechtvaardige oordeel van God over elke zonde, ook over de zonden die tegen ons zijn of worden gedaan, is voltrokken aan Jezus. We hebben geen recht om te oordelen en te spreken, want dan treden we in Gods plaats. Wij zwijgen om niet even dwaas te worden als degene die zich tegen ons als een dwaas gedraagt. En in dat alles tonen we een kind van God te zijn. We zijn als Jezus in deze wereld. In dat niet-veroordelende zwijgen, wordt Gods genade geopenbaard. We leggen zo de boze het zwijgen op. Wat een krachtig getuigenis.