dinsdag 14 februari 2012

Zoals men ijzer scherpt

Spreuken 27:17
‘Zoals men ijzer scherpt met ijzer, zo scherpt een mens zijn medemens.’

Als kind heb ik geleerd een zeis te wetten door met een wethamer de rand plat te slaan tot hij vlijmscherm was. Dan haalde je de strekel er nog een paar keer langs om de oneffenheden glad te strijken. Daarna kon je weer een poosje gras maaien. Als ijzer met ijzer wordt gescherpt, heb ik daarbij steeds het idee dat je daardoor nuttiger, bruikbaarder wordt, maar wat wordt er eigenlijk bedoeld met scherpen? Is dat elkaar plat slaan onder het mom van ‘dat is goed voor je’, of wordt er iets anders mee bedoeld? Zit God op harde werkers te wachten, of gaat het om ons hart? Ik vermoed het laatste. Ik lees in de brief van Paulus dat we elkaar moeten liefhebben, verdragen en vergeven, zoals Jezus dat ons heeft gedaan. Dat is wat mij betreft de toepassing van dit vers. Je mond houden als je gescholden wordt, niet dreigen als je lijdt, maar het overgeven aan je Vader, die je kent als geen ander en die je altijd blijft liefhebben. Hij zorgt voor je. Je hoeft je eigen rechten niet te verdedigen, dat doet Hij. Wij mogen leren liefhebben, zoals Hij ons liefheeft. We worden gescherpt in de liefde, dat is het.