woensdag 20 juni 2012

Altijd warm gekleed

Spreuken 31:21
“Niemand in haar huis hoeft sneeuw te vrezen, zij heeft hen allen warm gekleed.”

Ik herinner me de ijsbloemen op de ruiten als het in de winter had gevroren. Als kind vond ik dat prachtig en fascinerend. Ik begreep niet hoe dat kon, zulke mooie figuren op een gladde ruit van glas. De ‘rookwolkjes’ van je adem waren het bewijs dat het echt koud was op je kamer. Je durfde je bed niet uit omdat je dan je voeten op het bevroren zeil moest zetten en beneden waar de kachel stond, kon het ook nog niet warm zijn, want de kachel was ’s morgens bijna uit en soms helemaal. Ik moet er aan denken als ik lees over het verwarmde huis van deze prachtige vrouw. Niemand hoeft het koud te hebben, allen zijn goed gekleed en warm. De warmte van God huis neem je mee naar buiten. Overal waar je komt kunnen mensen aan je merken hoe goed je bekleed bent. Je hebt niets te vrezen. Hoe koud het ook om je heen kan zijn, van binnen ben je warm en die warmte geef je door. Wie je meeneemt in Gods huis wordt ook bekleed. Je maakt deel uit van Gods warmtebron voor de wereld, de Gemeente van Jezus Christus.