woensdag 29 april 2009

Mijn ziel wordt verteerd van verlangen naar uw verordeningen te allen tijde.

Psalm 119:20
"Ik zoek U met mijn ganse hart, laat mij niet van uw geboden afdwalen. Ik berg uw woord in mijn hart, opdat ik tegen U niet zondige. Geprezen zijt Gij, HERE; leer mij uw inzettingen. Met mijn lippen verkondig ik alle verordeningen van uw mond. In de weg uwer getuigenissen verblijd ik mij als over allerlei rijkdom. Uw bevelen zal ik overdenken en op uw paden zal ik letten. In uw inzettingen zal ik mij verlustigen, uw woord zal ik niet vergeten. Doe wel aan uw knecht, dan zal ik leven en uw woord onderhouden. Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen uit uw wet. Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij. Mijn ziel wordt verteerd van verlangen naar uw verordeningen te allen tijde."

David was een man naar Gods hart. David was een vriend van God. Hier zien we het hart van David. Hij verlangt ernaar om voor God oprecht en zuiver te leven. David overdenkt Gods woord, al Zijn bevelen en bergt ze in zijn hart. Daar horen ze ook. Vanuit je hart zijn de oorsprongen van het leven. Wat in je hart zit, bepaalt wie je bent en wat je doet. Ook bij de Here Jezus zien we dat verlangen. Het is Zijn spijze Gods wil te doen. Mijn ziel wordt verteerd van verlangen. Dat is een hele uitspraak, maar bij de Here Jezus en ook bij David was dat zo. Voor elke christen hoort dit ook zo te zijn. Een puur verlangen om Gods woorden te overdenken en te doen, zou ons allen bezig moeten houden. Dan hebben we hetzelfde hart en dezelfde Geest als David en Jezus.