maandag 26 oktober 2009

In mijn huis zal geen bedrieger wonen; de leugenspreker zal niet bestaan voor mijn ogen.

Psalm 101:7
“Wie zijn naaste heimelijk lastert, die zal ik verdelgen; wie hoog van ogen en trots van hart is, die duld ik niet. Mijn ogen zijn op de getrouwen in den lande om bij mij te wonen; wie onberispelijk wandelt, die zal mij dienen. In mijn huis zal geen bedrieger wonen; de leugenspreker zal niet bestaan voor mijn ogen. Elke morgen zal ik verdelgen alle goddelozen des lands, en uit de stad des HEREN uitroeien alle bedrijvers van ongerechtigheid.”

David nam zijn koningschap heel serieus. Wanneer je deze woorden leest, krijg je de indruk dat hij weinig personeel heeft gehad. Ook zelf was hij niet smetteloos. Dat zie je vaker, dat mensen die hun eigen zonden haten, doorslaan naar perfectie. Alsof ze daarmee willen bewijzen dat ze best wel goed zijn. Als ik deze psalm lees, denk ik aan Gods huis. Hij duldt geen bedrieger of leugenaar in zijn nabijheid. En dan zie ik de uitwerking van het offer van Christus. Door één volmaakt offer heeft Hij allen volmaakt die in Hem geloven. Voor God zijn we geen bedriegers en leugenaars meer, maar volmaakte kinderen van God. Zie je de genade, of probeer jij ook te bewijzen dat je goed bent?