dinsdag 17 maart 2009

Uit de hemel deedt Gij het oordeel horen, de aarde vreesde en werd stil

Psalm 76:8
“Gij, geducht zijt Gij; wie kan bestaan voor uw aangezicht, wanneer uw toorn ontbrandt? Uit de hemel deedt Gij het oordeel horen, de aarde vreesde en werd stil, toen God opstond ten gerichte om al de ootmoedigen op aarde te verlossen.”

Wie kan bestaan voor Uw aangezicht? Wie kan God zien en leven? Het antwoord is: niemand. Wij allen dwaalden als schapen en verdienen het oordeel. Gods toorn over ons leven zou volkomen terecht zijn. Maar wat een prachtige regel: Uit de hemel deed Gij het oordeel horen, de aarde vreesde en werd stil. Toen Gods oordeel kwam op Golgotha hadden de omstanders nog een grote mond. Maar als God op aarde verschijnt in Zijn heerlijkheid, dan zal elke mond verstommen. De ootmoedigen kennen de genade van God, hun verdiende straf is op een Ander gelegd. Ze aanbidden hun Verlosser. Maar de aarde verheft nog steeds haar stem tegen de Schepper aller dingen. Maar ook hun taal zal verstommen als God Zijn oordeel bekend maakt. Elke knie zal buigen en elke tong belijden dat Jezus Heer is. God zwijgt nog in Zijn liefde, nog is er tijd voor berouw en bekering, maar de genadetijd kent ook een einde. Dan zal het oordeel komen. Als God gaat spreken tegen de hoogmoedigen, zal de aarde stil worden en zwijgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten