zaterdag 31 december 2011

Eer past niet bij een dwaas

Spreuken 26:1
‘Zoals sneeuw niet bij de zomer past, en regen niet bij de oogst, zo past eer niet bij een dwaas.’
Sommige dingen gaan niet samen. Bijvoorbeeld onheiligheid gaat nooit samen met heiligheid. Daarom was er een afscheiding in Gods huis tussen de heilige plaats van God en de onheilige wereld daarbuiten. God krijgt alle eer en alle oneer is voor de dwaze wereld. Offers kunnen de dwaasheden van een mens niet verbergen er zijn steeds weer nieuwe. God geeft zijn eer niet aan een ander, leert de Bijbel. En nu komt het: Zie je wat Jezus heeft gedaan? Hij nam de oneer van de wereld op zich en bracht elke verloste onder Gods eer. De voorhang is niet langer nodig, we hebben vrije toegang tot Gods troon van genade. Dat betekent dat we nu net zo heilig zijn gemaakt als God zelf, door het bloed van Jezus. Het verschil tussen licht van God en duisternis van onze zonden bestaat niet meer: we zijn nu zelf licht en wandelen in het licht. Niets kan ons meer scheiden van God en zijn liefde. Eer past niet bij een dwaas, dat klopt, maar we zijn geen dwazen meer! We zijn nu Gods geliefde kinderen, kostbaar en hooggeschat.