zaterdag 23 mei 2009

Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel smacht naar U als een dorstig land.

Psalm 143:6
"Een psalm van David. O HERE, hoor mijn gebed, neem mijn smekingen ter ore; antwoord mij naar uw trouw, naar uw gerechtigheid; ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig. Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde, hij doet mij wonen in duisternis, aan hen gelijk, die voorlang gestorven zijn. Daarom versmacht mijn geest in mij, mijn hart is ontsteld in mijn binnenste. Ik gedenk aan de dagen van ouds, ik overpeins al uw daden, ik overdenk de werken uwer handen. Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel smacht naar U als een dorstig land."

Toen de Here Jezus op aarde was, moet Hij vaak hebben teruggedacht aan de hemel. Als er staat: Ik gedenk aan de dagen van ouds, dan stel ik me voor dat Hij de aarde ervoer als een dorstig land. Ook bij David proef je het verlangen verlost te zijn van de aarde. Een aarde die gebukt gaat onder onrecht en verdrukking, ja, wie wil daar nu niet van worden bevrijd? Niemand die leeft, is voor U rechtvaardig, zegt David. Daarmee geeft hij aan dat het onrecht in ieder mens woont. Maar Goddank zijn we daaruit verlost, door het sterven en opstaan van de Here Jezus. Met Hem begraven en met Hem opgestaan, hebben we nu nieuw leven, een nieuwe Geest in ons binnenste. We zijn verlost en wij zijn nu rechtvaardig voor God in Christus. Maar het dorstige land is nog steeds rondom ons. Daarom blijven we uitzien naar de Heer. Als Hij komt, zal de aarde verlost worden uit de slavernij van de wetteloosheid. Het dorstige land wordt verzadigd, de woestijn gaat bloeien, de aarde zal worden als de hemel.