maandag 30 november 2009

Ook is er geen adem in hun mond.

Psalm 135:17
“De afgoden der heidenen zijn zilver en goud, het werk van mensenhanden. Zij hebben een mond, maar spreken niet, zij hebben ogen, maar zien niet, zij hebben oren, maar horen niet, ook is er geen adem in hun mond. Wie hen maakten, zullen worden als zij, allen die op hen vertrouwen.”

Wat triest als je een mond hebt, maar niet kan spreken, ogen hebt, die niet zien en oren die niet horen. De Here Jezus kwam zulke mensen tegen en Hij verweet hen de hardheid van hun hart. Want dat is het als je oren en ogen het niet doen. Het is als een auto zonder motor of een mens zonder adem. En dat is nu juist waar het hier om gaat. De adem van God moet uit onze mond komen. De ruach van God, Zijn Geest die leven brengt en levend maakt. Die maakt het verschil. Je kunt meteen horen of iemand die adem heeft, want die zal altijd leven openbaren en dat leven is Christus. Wie de levende God kent en Zijn Geest heeft ontvangen, is levend geworden en gaat spreken, waardoor ook anderen gaan leven. Een mond heeft iedereen, maar een mond die ademt, is van iemand die leeft.