Psalm 37:1 ‘Ontsteek niet in woede over de kwaaddoeners, benijd niet wie onrecht doen.’
In Christus bezitten we elke zegen in de hemelse gewesten, schrijft Paulus, dus waarom zouden we op iemand jaloers zijn? Omdat we niet op Jezus zijn gericht en op onze zegeningen, maar op wat we zien of niet zien. Vaak reageren we vanuit onze ziel in plaats van uit onze geest. Het is onze ziel die altijd denkt dat we tekortkomen. Adam en Eva hadden overvloed aan fruit, maar hun ziel werd getrokken naar die ene boom, waarvan de vrucht begeerlijk was om van te eten. De duivel trekt ons weg bij onze overvloed van genade door onze ziel te bewegen naar het zichtbare en het begeerlijke. Wie daaraan toegeeft wordt bitter en voelt zich vaak tekort gedaan. De werkelijkheid is dat we alle rijkdom bezitten in Christus. Dat is geen zoethoudertje, maar de geestelijke werkelijkheid. Wie daarop gericht is en dat verwacht, zal worden verzadigd met het goede. Jezus leert ons op God de Vader gericht te zijn. Hij zegt dat we niet bezorgd moeten zijn zoals de wereld, maar dat onze Vader weet wat we nodig hebben. Hij is een Vader die zich ontfermt over zijn kinderen en er een eer in stelt als het ze goed gaat.