1Petrus 4:10 ‘Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods.’
Van de liefde wordt gezegd, dat zij zichzelf niet zoekt, maar onbaatzuchtig is, niet jaloers of kwaadaardig. Het is Gods eigen liefde die in ons hart is uitgestort door de Heilige Geest. Die liefde wil zich laten zien, laten voelen en laten merken. In Christus zijn we allemaal gelijk, maar als mens hebben we interesses en kwaliteiten, talenten en mogelijkheden die een ander niet heeft. Het is allemaal genade die we mogen beheren en gebruiken. Dient elkaar, schrijft Petrus hier, niet in eigen kracht, niet verplicht, maar als vrucht van Gods liefde en genade. Petrus schrijft ergens anders, dat als die liefde aanwezig is en overvloedig wordt, het niemand zonder wefk of vrucht zal laten. Hoe meer we vervuld raken van genadebesef, hoe meer het naar de ander een uitwerking zal hebben ten goede. Het is de vrucht van het zaad dat God heeft gezaaid in ons hart.