Filippenzen 2:1-2 ‘Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt en liefdevol getroost, nu er onder u zo’n grote verbondenheid met de Geest is, zo veel ontferming en medelijden, maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest.’
Moeten we iets terugdoen voor Gods genade? Moeten we nu uit dankbaarheid eensgezind zijn? Is dat waar Paulus hier over schrijft? Nee, wat Paulus doet is wijzen naar de vruchten van genade. Een appelboom moet geen vruchtdragen, maar die gaat vruchtdragen wanneer hij gezond is. Jezus heeft ons allen gezond gemaakt en daarom verwachten we vrucht. Zodra er een druk komt te staan op vruchtdragen, verandert de vrijheid in gebondenheid en genade in wet. En dat is de belangrijkste reden voor het ontbreken van vrucht. Paulus ziet de Geest werken, hij ziet de veranderingen komen. Voor hem zijn ze het bewijs dat de genade wortels heeft gekregen en dat zijn boodschap tot geloof heeft geleid en tot vrucht. Dat maakt hem volkomen gelukkig, omdat Jezus in de Filippenzen zijn doel bereikt.