Spreuken 3:3-4 ‘Dat liefde en trouw u niet verlaten! Bind ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart, dan zult gij genegenheid en goedkeuring verwerven in de ogen van God en mensen.’
Het woordje ‘dan’ duidt op een voorwaarde om Gods goedkeuring te verwerven. Maar aan de genade zijn geen voorwaarden verbonden, behalve dan dat je ze aanvaardt. De liefde en trouw die hier worden bedoeld zijn niet de onze. De ‘liefde en trouw’ waardoor we Gods goedkeuring ontvangen zijn van Jezus. Het gaat over Hem in wie we voor God welbehaaglijk zijn. We zijn aangenaam in de Geliefde gemaakt. Als het om onze liefde en trouw zou gaan, zag het er beroerd voor ons uit. Maar nu het gaat om Jezus, is Gods goedkeuring een zekerheid. Leven vanuit het besef dat we door Jezus Gods goedkeuring wegdragen, brengt ons in de rust. Liefde en trouw zijn een geschenk van een liefhebbende Vader aan zijn kinderen. Je mag Gods goedkeuring als een sierlijk kleed met je meedragen. Wanneer je je bewust bent van Gods liefde en trouw, word je aangenaam gezelschap voor God en mensen.