1 KorintiĆ«rs 15:10 ‘Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is.’
Toen Paulus op weg naar Damascus Jezus ontmoette, werd dat het keerpunt in zijn leven. IJverig was hij voor die tijd ook al, maar die ijver werd nu ingezet voor Gods belang. Wanneer Paulus aan zichzelf denkt, ziet hij alleen maar genade. Wie hij geworden is, dankt hij aan Gods ontferming. God gaf hem kracht toen hij zwak was. Hij beschermde hem in gevaar. Hij bevrijdde hem uit gevangenschap en oproer. Ja, Paulus zag het duidelijk, alles wat uit zijn leven was voortgekomen na deze wonderlijke ontmoeting op weg naar Damascus was pure genade. Het was al genade dat God hem wilde gebruiken, een vervolger van de Gemeente. Genade dat hem al die zonden vergeven waren aan het kruis. Genade dat hij als eerste mocht begrijpen wat Jezus’ dood en opstanding werkelijk betekenden. Genade dat hij tijdens zijn verdere leven op zoveel plaatsen had mogen zaaien. Laten we eerlijk zijn, hoe ons leven ook verloopt of is verlopen, wanneer je goed kijkt, zie je alleen maar genade.