Colossenzen 2:2 ‘Opdat hun harten getroost en zij in de liefde verenigd worden tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus.’
De strijd tussen wet en genade kenmerkte het leven van Paulus. Sinds hij de genade had ontmoet in de persoon van Jezus, wilde hij radicaal afrekenen met het wettische denken in het leven van zijn tijdgenoten. Hij was een boodschapper geworden van het evangelie van genade. Buiten de wet om was er verlossing, vergeving en verzoening door het bloed van Jezus. Ook aan de gelovigen in Colosse is dat nieuws gebracht, maar de kans om terug te vallen naar de wet was groot. Daarom schrijft hij deze prachtige brief, waarin hij opnieuw uitlegt dat het kennen van Jezus betekent dat je hart wordt getroost en dat het door Gods liefde verenigt wat de wet gescheiden hield. Hij noemt het een voorrecht om dit grote geheim te mogen kennen, Jezus, in wie alle rijkdom van God naar ons toegekomen is. Het kennen van Gods genade door het kennen van Jezus verenigt elke groep in liefde en dankbaarheid. Het gaat niet langer om gelijk hebben of ongelijk, maar over Gods liefde voor ieder mens persoonlijk.