1Samuël 1:8 ‘En haar man Elkana zeide tot haar: Hanna, waarom weent gij en waarom eet gij niet? Waarom zijt gij zo verdrietig gestemd? Ben ik u niet meer waard dan tien zonen?’
Hanna weende om haar kinderloosheid en haar man probeerde haar te helpen door naar zichzelf te wijzen. Ze had het toch maar getroffen met hem, was zijn argument. Ach, wat mensen niet verzinnen om anderen te troosten, maar wijzen naar een ander, of naar andere omstandigheden helpt niet. Hanna voelde zich niet geliefd door God, dat was het probleem. Dat kan geen mens oplossen, alleen God zelf. Bij Hanna was het een zoon – Samuël – waardoor God haar Zijn liefde en genade toonde. Bij ons is het Jezus en het kruis waaraan Hij stierf, waardoor God aan ieder mens Zijn liefde verklaarde. Hoe je omstandigheden ook zijn, God is voor je. Hij houdt van je en zal voor je zorgen. Wees niet verdrietig of somber omdat je omstandigheden even tegenzitten, maar verheug je in de oplossing die God je geeft, sterker nog, al heeft gegeven in Jezus. Zal God ons met Hem niet alle dingen schenken?