Deuteronomium 6:20-21 'Wanneer later uw zoon u vraagt ... dan zult gij tot uw zoon zeggen: Wij waren dienstknechten van Farao in Egypte, maar de HERE heeft ons met een sterke hand uit Egypte geleid;'
Het doorgeven van Gods daden is een van de voorrechten van het ouderschap. Voor kinderen is het een zegen als hun ouders kunnen vertellen wat God gedaan heeft. Kinderen komen, ouders gaan, de geslachten volgen elkaar op, maar God blijft in alle generaties dezelfde. Het kennen van Hem moet worden doorgegeven. Het goede nieuws over Gods liefde, trouw, vergeving, verlossing, bevrijding, gaat de eeuwen door. Niet iedereen heeft dat persoonlijk meegemaakt. Niet iedereen was in Egypte ten tijde van de bevrijding, ook de vaders niet die het hun kinderen vertelden. Niet iedereen was aanwezig bij de kruisiging of was getuige van de opstanding, maar de daden die God verricht heeft, blijven dezelfde. De trouw en liefde van God mag je zelf ervaren in je eigen leven, maar de heilsfeiten waarop jouw leven rust, zijn al eeuwen eerder verricht. Dit moet samengaan, weten wat God gedaan heeft in het verleden en het wandelen met Hem in het heden. Je kinderen zien het laatste en je mag ze vertellen waarop dat gezegende leven is gebouwd. Wij waren slaven van de zonde, maar Jezus heeft ons eruit bevrijd.