2CorintiĆ«rs 1:3-4 ‘Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting, die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden.’
Is het niet opmerkelijk dat de Heilige Geest de Trooster wordt genoemd? God is een eeuwige Trooster, maar is er dan ook eeuwig verdriet? Nee, Gods troosten is heel iets anders dan wat wij troosten noemen. In het verhaal van Job komen zijn vrienden troosten door hun mening te geven, door te zwijgen, door te zoeken naar oorzaken, door redeneringen. Daar heeft Job niets aan. Maar dan komt God zelf en de ogen van Job gaan open. De Trooster kwam langs om hem nieuwe, eeuwige waarheden te laten zien. Hierdoor werd Job getroost en hij zei: ‘Nu ken ik U van aangezicht tot aangezicht.’ Jezus zegt tegen zijn discipelen: ‘Wanneer de Trooster komt, zal Hij van Mij getuigen.’ De Trooster laat Gods hart zien, dat is Gods manier van troosten. Iedereen moet Gods hart kennen. Zo werd ook Jezus zelf getroost toen Hij dreigde te bezwijken voor de kruisiging. Zo werd Hij gesterkt in de woestijn. Troosten is niet meehuilen, klagen zoals de klaagvrouwen, die werden door Jezus weggestuurd. Troosten is wijzen op Gods hart, wijzen op Gods beloftes, delen in Gods waarheid. Met die troost worden we getroost en mogen we anderen troosten.