1Corintiërs 1:10 ‘Broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus roep ik u op om allen eensgezind te zijn, om scheuringen te vermijden, om in uw denken en uw overtuiging volkomen één te zijn.’
Een van de meest foute vragen is: ‘Wat vind jij daar nu van?’ Die vraag dwingt je om een oordeel te geven, om partij te kiezen en dat is precies wat God niet wil dat we doen. Oordeel niet, laten er geen partijschappen zijn, zodat de een zich verheft boven de ander. In de gemeente van Korinthe waren partijen ontstaan. De een was voor Paulus, de ander voor Apollos en weer een ander voor Petrus. De mensen hadden voorkeur en lieten dat merken ook. Het gevolg was ruzie en onenigheid. Om geestelijk sterk te zijn als gemeente, als groep, moet je ervoor kiezen je persoonlijke voorkeuren aan de kant te zetten. Het belang van eenheid is groter dan het eigen belang. De oproep om een te zijn kan eenvoudig worden toegepast, wanneer iedereen weer naar God kijkt en beseft dat we met elkaar verbonden zijn door genade. Voor God is iedereen gelijk, niemand is Gods goedkeuring waard, maar we ontvangen die uit genade. Wat je mening ook is, hij doet er niet toe. Alleen dit ene verenigt: wij zijn allen geliefd en aanvaard uit genade. Door dat te beseffen en te belijden maak je eenheid en blijf je een.